Pasjes-stress of de cirkel van ellende

Een van mijn eerste uitjes in Den Haag was naar een plaats waar geen zinnig mens naartoe wil: de belastingdienst. Dat ging zo. Bij mijn aankomst in de hofstad had ik een week uitgetrokken om mezelf letterlijk en figuurlijk te installeren. Gezien de Nederlandse efficiëntie zou dat een fluitje van een cent worden, dacht ik. Maar dat was buiten de Nederlanders gerekend.

Wie veel belt, kan hier maar beter een Nederlands telefoonnummer hebben, een 06. Dus wou ik op een middag snel een telefoonabonnement regelen. Je struikelt hier zowat over de telefoonwinkels -hoe moeilijk kon het zijn? Opgewekt stapte ik de zaak van mijn keuze binnen, we gingen hen blij maken met een nieuwe klant.

Een mollige blonde jongen hielp me gelijk. Hij liet me zelfs een nummer kiezen dat bij me paste, best grappig. De nieuwe simkaart ging in mijn toestel en toen vroeg ie mijn bankkaart. Ik kon er hem wel drie tonen. Maar hij deinsde terug: het moest een Nederlandse bankkaart zijn. Hoezo, in deze Europese wereld van iban-nummers en swift-codes? We waren toch één betaalunie en ik wou dit telefoonabonnement écht betalen met een Belgisch rekeningnummer. Ik wou zelfs vooruit betalen. De gezellige jongen van daarstraks viel niet te vermurwen, hij was zelfs al bezig met een andere klant.

Boos trok ik naar de telefoonwinkel aan de overkant. Daar deed de jongen achter de toonbank nog een aarzelend telefoontje naar een verre baas, maar ook daar was het verdict genadeloos: zonder Nederlandse bankpas geen telefoonabonnement.

Wat was mijn sofinummer?

De volgende dag gingen we dus een bankrekening openen. In het kantoor moest ik een nummertje trekken, er waren veertig wachtenden voor me. Maar de bankbedienden deden hun uiterste best om iedereen te laten vergeten dat we in een bank waren. We moesten het idee krijgen dat we in een hippe club waren beland: overal stonden sofa’s, er weerklonk lounge-muziek, aan de balie zaten personeel en klanten op barkrukjes en wie wilde, nam gewoon een flesje water uit grote koelkasten.

Het werd uiteindelijk mijn beurt. Opgelucht stapte ik op een donkere jongen af. Bankrekening openen, prima. Wat was mijn sofinummer? Ik fronste de wenkbrauwen. Ik had geen sociaal-fiscaal nummer en wilde dat ook helemaal niet: ik was Belg, bleef Belg en woonde ook officieel in België. Ik wou hier alleen een betaalrekening openen, in dat eengemaakte Europa weet je wel?

De jongen klapte z’n mappen dicht. Ik kon terugkomen als ik een sofinummer had. Vertwijfeld belde ik enkele vrienden. Was dit waar, waarom had niemand me dit ooit gezegd…? Tien jaar geleden opende ik probleemloos een rekening in Amsterdam, wat was er in de tussentijd met Nederland gebeurd?

Ongevraagd veel pincodes, wachtwoorden en apps

Het belastingkantoor bevond zich in een troosteloze kantoorwijk aan de andere kant van de stad. Nieuw probleem: met mijn Belgische bankkaarten kon ik mijn chipkaart voor het openbaar vervoer nergens in Den Haag opladen, dus hoe zou ik daar komen? De cirkel van ellende was rond.

Na een telefonische afspraak zat ik op een kletsnatte ochtend toch bij de belastingdienst, tussen kleurrijke immigranten van over heel de wereld. Ik kreeg een burgerservicenummer overhandigd, een nummer op een document dat ik blijkbaar met mijn leven moest bewaken en waarmee de Nederlandse overheid me altijd zou weten te vinden. "Dan kunnen we jou bijvoorbeeld een leuke blauwe envelop sturen!", zei de man achter het loket lachend. Ik had nog geen klap uitgevoerd en ze aasden al op belastinggeld.

Gelaten voegde ik me ’s middags opnieuw bij de eindeloze rij wachtenden in het bankkantoor. En met mijn laatste beetje moed ging ik daarna opnieuw naar de telefoonwinkel. Toen ik thuiskwam, was het al donker. Ik had barstende hoofdpijn en raakte nauwelijks wijs uit alle pincodes, wachtwoorden en apps waarmee iedereen me tegen mijn zin had opgezadeld.

Telefoonnummer werkt, maar niet voor buitenlandse lover

Maar mijn nieuwe telefoonnummer deed het. Dat werd pijnlijk duidelijk toen het toestel luid begon te rinkelen tijdens een persconferentie van premier Rutte, uiterst gênant. Ik duwde de beller weg en probeerde de redactie achteraf terug te bellen. Tevergeefs, bellen naar België lukte niet. Had ik mijn tegoed nu al opgebruikt, onmogelijk toch?

Maar het Surinaamse meisje bij de helpdesk was niet verbaasd: de eerste 2 maanden zou ik niet naar het buitenland kunnen bellen, neen. Ze konden het risico toch niet nemen dat ik als nieuwe klant meteen dag en nacht aan de telefoon zou hangen met een lover in overzees gebied en nooit zou betalen?

Ik kon het nauwelijks geloven. Waren die jongens van de telefoonwinkel erin geslaagd mij als buitenlandse journaliste een formule aan te smeren waarmee ik niet naar het buitenland kon bellen, zonder me dat te vertellen?! Zuchtend zocht ik mijn bed op, voor vandaag was het genoeg geweest.

Sabine Vandeputte

Meest gelezen