2.000 dier- en plantensoorten in Noordzee
De databank over de rijkdom aan levensvormen in het Belgische deel van de Noordzee klokt vandaag af op 1.996 soorten meercellige zeedieren en -planten.
Bij het publiek vertrouwde groepen zijn vissen (130 soorten), walvissen, dolfijnen en robben (27), zee- en kustvogels (79), zeewieren (116), kreeftachtigen (415), zeesterren en verwanten (28), kwallen (6), anemonen (20), schelpen (69), slakken (54) en inktvissen (5).
Minder bekende groepen omvatten ondermeer de mosdiertjes (156), zeesponzen (34), poliepen (27) en vooral heel wat plat-, rond- en ringwormen (778). Niet opgenomen in de lijst zijn de nog niet geverifieerde 1.000 soorten eencellige organismen en de microben.
Zes procent
De circa 2.000 Belgische soorten vertegenwoordigen 6 procent van het totaal aantal bekende Europese mariene dieren en planten, en 0,9% van de 230.000 wereldwijd bekende mariene soorten.
Toch is dit relatief hoge aantal soorten geen reden voor overdreven optimisme, zegt doctor Jan Mees, directeur van het VLIZ en vice-voorzitter van de Europese Marine Board: "Het hoge aantal soorten hebben we vooral te danken aan de lange traditie van zeeonderzoek hier in België. Met het allereerste marien onderzoeksstation ter wereld, opgericht in Oostende in 1843, is een lange traditie van marien biologisch onderzoek gestart. Van de 2.000 ooit vastgestelde zeedieren en -planten zijn intussen zeker 13 soorten verdwenen - met vissen als blauwvintonijn, elft, houting en zeeëngel - en zijn 95 soorten als "dwaalgast" gecatalogeerd."
Wel in opmars zijn allerlei exoten - intussen reeds 67 soorten. Een aantal daarvan rukken op vanuit meer zuidelijke wateren door de opwarming van de aarde, andere zijn door de mens geïntroduceerd, vaak als verstekeling in het ballastwater van schepen. Die exotische soorten als de Japanse oester en de Amerikaanse zwaardschede vormen vaak een bedreiging voor de typische Noordzeesoorten.