5 vragen over afvalverbranding en groene energie

250 miljoen euro groenestroomcertificaten. Zoveel hebben we sinds 2004 betaald aan onze huisvuilverbrandingsovens. Via onze stroomfactuur. Want de ovens maken tijdens de verbranding ook elektriciteit. Een deel daarvan is groen. Maar moeten we voor die groene stroom echt 250 miljoen extra subsidies betalen? Want in andere landen en regio’s kan dat blijkbaar zonder één cent subsidie, zo blijkt uit het onderzoek van onze redactie.

1. Onze afvalverbrandingsovens, zijn dat ook energiecentrales?

Ja. Allemaal. Sinds de jaren 70 is er almaar meer ingezet op afvalverbrandingsovens. In het begin waren dat ovens waar ons huishoudelijk en industrieel afval zonder meer werd verbrand. Zo proper mogelijk. De discussies gingen toen over de schadelijke uitstoot van die verbrandingsovens (onder meer de ISVAG-oven in Antwerpen, IVAGO, e.d.), maar Europa heeft de uitstootnormen almaar verscherpt, en alle ovens halen intussen die normen.

Alleen: dat wassen van de uitlaatgassen kost geld. En in hun zoektocht naar meer inkomsten en rendement zijn de ovens de warmte/energie die vrijkomt bij de verbranding van het afval gaan gebruiken om er stroom mee te maken, die ze konden verkopen.

Elke huisvuilverbrandingsoven in Vlaanderen is dus tegenwoordig ook een elektriciteitscentrale die haar stroom aan onze stroomleveranciers of bedrijven verkoopt. Een aantal ovens levert intussen ook warmte: warm water of stroom via zogenoemde warmtenetten: IVBO in Brugge aan de gevangenis en het AZ Sint-Jan, en IVAGO in Gent aan het AZ van de Universiteit Gent. De oven in Roeselare zal warmte gaan leveren aan een nieuwe woonwijk. Die warmtenetten zorgen voor een enorme rendementswinst.

Ovens die én warmte én stroom leveren, recupereren tot 90% van hun energie. Is dat alleen maar stroom, dan zit dat rond de 30 à 40%. In Denemarken hadden ze dat decennia geleden al door: alle afvalverbrandingsovens rond Kopenhagen zijn gekoppeld aan een enorm warmtenet, een grote centrale verwarming die meer dan 80% van de woningen in de Deense hoofdstad van warmte voorziet.

In Vlaanderen is pas de laatste jaren het besef gegroeid dat heel wat energie met die restwarmte gewoon door de schoorsteen verloren ging. Onze overheid wil daar van af: alle ovens zouden best worden gekoppeld aan een warmtenet, om de weggegooide restwarmte nuttig te gebruiken. Probleem is dat sommige ovens heel slecht zijn ingeplant en hun warmte niet meteen aan de omgeving kwijt kunnen zonder dure investeringen.

2. Is die stroom en warmte uit die ovens dan wel groen?

Laten we duidelijk zijn: afvalverbrandingsovens stoten CO2 uit. Een broeikasgas. De brandstof is dus niet 100% groen, zoals dat bij wind en zon wel is. Toch beschouwt Europa huishoudelijk en industrieel afval wel als een groene energiebron.

Voor Europa is dit biomassa, te vergelijken met de brandstof van de grote biomassa-houtpelletcentrales. Het is beter het restafval te verbranden en er energie uit te halen dan dat restafval gewoon te storten, is de redenering. Het vormt een integraal onderdeel van het Europese (en Vlaamse) afvalstoffenbeleid. Warmte en elektriciteit uit afvalverbranding is dus een vorm van duurzame energie. Maar in ons restafval zitten ook heel veel plastics en andere stoffen die absoluut niet "groen" zijn.

Elke lidstaat mag dus individueel beslissen hoe "groen" de energie uit de afvalverbrandingsovens eigenlijk is. Zo oordeelt de Vlaamse overheid dat 47,75% van ons huishoudelijk restafval als groen/duurzaam kan worden beschouwd. Het gaat dan over voedselresten, slecht uitgesorteerd papier en karton, hygiënische artikelen die in onze restafvalzakken belanden.

Het cijfer komt er na een studie van VITO (Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek). Die lijkt trouwens aan te tonen dat de "groene" fractie in ons restafval almaar toeneemt. Dat zou vooral het gevolg zijn van de goeie sortering van de Vlamingen. Hoe meer petflessen, blik, papier, karton, glas we uitsorteren, hoe groter de "groene" fractie in ons restafval wordt.

Voor onze Waalse buren doet dit er overigens helemaal niet toe. Ze kijken gewoon naar de CO2-uitstoot van hun verbrandingsovens. En als die niet een flink stuk properder zijn dan de properste klassieke stroomcentrale (in de praktijk is dat een moderne centrale op aardgas), dan beschouwen ze hun afval gewoon niet als groen.

Welnu: geen enkele Waalse afvaloven is significant properder dan de modernste gascentrale. Geen groene energie dus, zegt de Waalse overheid. De Vlaamse overheid hanteert een ander criterium: dat van het energetische rendement. Een afvalverbrandingsoven moet minstens 35% van de aanwezige energie in het restafval omzetten in warmte of elektriciteit: als hij dat doet, is hij "duurzaam" genoeg en mag de uitbater de groene fractie van dat restafval ook aangeven als groene energie. In Vlaanderen is er maar één oudere oven die dat rendement niet haalt. Hij is dus niet groen en krijgt dan ook geen groene subsidies.

3. Wat zijn dat dan die groene subsidies?

Dat zijn bij ons in Vlaanderen de zogenoemde groenestroomcertificaten en de warmtecertificaten. Het systeem werd in 2002 ingevoerd door de toenmalige minister van Energie Steve Stevaert (SP.A). Vlaanderen maakte veel te weinig groene stroom om de Europese verplichtingen te halen. Om investeringen in groene stroom aan te moedigen, besloot de Vlaamse regering de producenten te subsidiëren.

Per eenheid gemaakte groene stroom (uitgedrukt in MegaWattuur of MWh) kreeg de producent gedurende tien of twintig jaar certificaten, die per stuk tientallen of zelfs honderden euro’s waard waren. Hoe meer groene stroom je maakte, hoe meer certificaten je dus ontving. Maar het geld van die certificaten kwam nooit van de regering zelf: het was de elektriciteitsverbruiker die ze rechtstreeks via zijn factuur betaalde.

Een regering kon dus naar believen de waarde van de certificaten laten stijgen, want het had geen enkel gevolg voor de begroting. Ze moest er geen cent extra voor uitgeven, want de consument betaalde toch alles direct zelf. Het gevolg was dat er heel weinig parlementaire discussie was bij de invoering van de groenestroomcertificaten. Missschien verklaart dat waarom het systeem te traag werd aangepast. En zo zijn de groenestroomcertificaten de belangrijkste oorzaak geworden van de stijging van onze stroomfactuur.

Een tijdlang werden er veel te veel toegekend, aan een veel te hoge prijs. Voor zonnepanelen bijvoorbeeld ging dat tot 450 euro per gemaakte eenheid groene stroom en dat 20 jaar lang. Ook de offshorewindmolenparken werden rijkelijk bedeeld. En ook de afvalverbrandingsovens kregen groenestroomcertificaten toegewezen: 80 euro per MWh, 10 jaar lang. Dit is opgelopen tot meer dan 250 miljoen euro. Betaald door u en ik, via onze intussen fel gestegen stroomfactuur.

4. Hoe betalen we die groenestroomfacturen dan?

Er zijn drie manieren waarop deze groenestroomcertificaten op onze stroomfactuur verschijnen: via de "bijdrage hernieuwbaar en WKK", via onze distributienettarieven en via de energieheffing van de Vlaamse regering (ook bekend als de "Turteltaks").

De eerste manier is de meeste "normale". De producenten van groene stroom (waaronder dus ook de afvalverbrandingsovens) bieden hun groenestroomcertificaten te koop aan op de markt. En het zijn onze stroomleveranciers die die certificaten opkopen. De overheid verplicht die leveranciers er namelijk toe een minimaal aantal certificaten te kopen. Dat betekent dus een meeruitgave, die ze doorrekenen op onze stroomfactuur onder de post "bijdrage hernieuwbaar en WKK".

De overheid heeft trouwens het aantal certificaten dat de leveranciers moeten opkopen stelselmatig verhoogd, waardoor de kost op onze factuur almaar is gestegen. De groenestroomcertificaten van de afvalverbrandingsovens zijn allemaal zo op onze factuur terechtgekomen. Ze raakten allemaal verkocht aan de leveranciers, omdat de marktprijs van de certificaten altijd hoger lag dan de minimumprijs die de overheid voor certificaten uit afvalverbranding had vastgelegd.

Anders is het met certificaten van de zonnepanelen: daar was de minimumprijs jarenlang pakken hoger dan de marktprijs. Geen enkele leverancier was dus geïnteresseerd in die certificaten, omdat ze te duur waren. De wet bepaalde in dat geval dat de distributienetbeheerders (Eandis, Infrax: de bedrijven die dus de elektriciteitslijnen beheren) de certificatenoverschotten verplicht moesten opkopen aan de minimumprijzen. Een grote meerkost die de distributienetbeheerders vanzelfsprekend ook aanrekenden via almaar hogere distributietarieven op onze stroomfactuur.

Tot de federale regering besliste de doorrekening van de certificaten te blokkeren, en dat drie jaar lang. Onze stroomfacturen dreigden door de massa stroomcertificaten peperduur te worden. Het gevolg was dat de distributienetbeheerders bleven zitten met een almaar grotere berg onverkochte certificaten. Een onhoudbare situatie.

De doorrekening werd uiteindelijk opgeheven, en de berg onverkochte certificaten werd weggewerkt met een extra heffing… op onze stroomfactuur: de Turteltaks. Maar daar waren dus geen groenestroomcertiifcaten van de afvalverbrandingsovens bij. Die zaten bijna allemaal onder de post "bijdrage hernieuwbaar en WKK". Volgens meest minimale schatting intussen al goed voor 250 miljoen. Maar vermoedelijk is het nog meer. Allemaal via onze stroomfactuur dus.

5. Moet die groene energie uit afvalverbrandingsovens worden gesubsidieerd?

Dat moet helemaal niet. De Walen geven geen enkel certificaat aan hun ovens. De Brusselaars tot voor kort ook niet. En in meerdere Europese landen krijgen de afvalverbrandingsovens geen groenestroomsubsidies. In de tabel hieronder vindt u de cijfers.

In Denemarken bijvoorbeeld, dat een groot deel van zijn groene energie uit afvalverbranding haalt, ontvangen de ovens geen cent subsidie. De Deense overheid beschouwt afvalverbranding als een normale winstgevende economische activiteit waarop zelfs belastingen worden geheven.

De CEO van één van de grootste afvalverbrandingsconcerns uit Kopenhagen reageerde dan ook heel verbaasd op onze vraag naar subsidies. "Subsidies? Helemaal niet. Integendeel: wij betalen belastingen aan de staat". Waarna ze overigens nog toegaf dat de CO2-uitstoot van de ovens een probleem blijft, vooral het vele plastic in de het restafval veroorzaakt veel vervuiling. Haar bedrijf blijft de uitstootprocessen verbeteren, omdat dit toch een onzuivere vorm van groene stroom is.

Ook in Vlaanderen werden de ovens altijd beschouwd als een normale economische activiteit. De eerste ovens met groene energie dateren uit het begin van de jaren 80. Bijna 30 jaar lang kwamen ze rond met twee inkomstenbronnen: de heffingen die we op onze restafvalzakken betalen om ze te kunnen verbranden én het geld dat de ovens ontvingen uit de verkoop van hun stroom en warmte.

Maar in 2002 kregen ze er dus een derde inkomstenbron bij: de groenstroomcertificaten. En dat voor installaties die al jaren draaiden, mét rendement, waarvan sommige zelfs al afgeschreven waren en die wel C02 uitstoten.

Meest gelezen