"In Wuhan moet het almaar groter en hoger"

Het Belgische koningspaar is op staatsbezoek in China. Het is het eerste staatsbezoek van Filip en Mathilde buiten Europa. Heel de week houden verslaggevers Veerle de Vos en Pascale Mertens afwisselend een dagboek voor u bij. Eerste halte: Wuhan

Een bezoek aan een Chinese stad is nooit compleet zonder een bezoek aan het stadsplanningsmuseum. En dus begint het staatsbezoek van koning Filip en koningin Mathilde in het stadsplanningsmuseum van Wuhan, een provinciehoofdstad in centraal China aan de oevers van de Yangtze.

Het museum zelf is een grote gloednieuwe blokkendoos. Een verdieping is gewijd aan de geschiedenis van de stad (minstens 3.000 jaar oud), drie andere aan de toekomst. Een gigantische maquette en een heuse lichtshow moeten duidelijk maken hoe die stad van de toekomst er moet uitzien.

Koning Filip en koningin Mathilde, met minister van Buitenlandse Zaken Didier Reynders en staatssecretaris voor Buitenlandse Handel Pieter De Crem aan hun zijde, kijken zwijgend toe als ze de plannen horen ontvouwen. Tien bruggen over de Yangtze, drie tunnels, 500 kilometer metro, vier grote ringen rond de stad.

Een nieuw businessdistrict met een woud van wolkenkrabbers, een luchthaven met een capaciteit van 40 miljoen passagiers per jaar. Voor iemand die uit een land komt waar jarenlang gebakkeleid wordt over een nieuw stuk ring rond de stad, twee extra metrohaltes of een nieuw shoppingcentrum zijn dit hallucinante cijfers.

Flarden uit het verleden

Twintig jaar geleden woonde ik zelf in deze stad, ik gaf er Engels aan studenten. Bij mijn aankomst reden er nog snel twee fietsers over de startbaan, voor ons toestel landde op het tarmac. De luchthaven was weinig meer dan een hangar waar de bagage op een hoop werd gegooid, omdat de enige bagageband stuk was.

De wegen op weg naar mijn universiteitscampus zaten vol gaten en er reden nog fietsrikja’s rond. Voor de inwoners van Wuhan welteverstaan, buitenlandse bezoekers kwamen hier in die tijd nauwelijks. Ik kan nog een tijdje voortgaan.

Als ik de volgende dag eens met een taxi naar de ander kant van de stad rijd, zie ik af en toe een flard uit het verleden. Een stukje weg met platanen en winkeltjes waar ik ooit fietste –dat doet nu trouwens bijna niemand meer – die 100 meter verder plots eindigt in een bouwput.

Een oude woonwijk met flats van zes verdiepingen – zonder lift- waar de was en de kamerplanten de balkonnetjes delen. Met op de achtergrond een oprijzende mastodont van 40 verdiepingen.

Ik praat er over met David Wilmots, een Vlaming die intussen ook al 15 jaar in deze stad woont en hier twee Belgische cafés uitbaat. "De stad is onherkenbaar veranderd sinds ik hier woon, dat zeker. Maar daarmee stopt het niet. Het moet almaar groter en hoger. De ambitie van Wuhan is om groter te worden dan Shanghai. Ooit was dat zo en ze willen daar opnieuw geraken."

Maar als ik hem vraag waar die tomeloze ambitie van de Chinezen vandaan komt, haalt hij zijn schouders op. Ik weet het ook niet. Een correspondent van de New Yorker noemt deze eeuw "China’s Age of Ambition". Treffender kan het niet.

’s Namiddags praat ik erover met enkel van mijn ex-studenten van toen, nu zelf leraren Engels. Zij bekijken het allemaal een stuk prozaïscher.

"Wuhan is changing for the better", zegt een van hen. "Vroeger was dit toch geen mooie stad? De mensen waren arm, de wegen waren in een slechte staat, niemand had airconditioning. Wie wil er nu terug naar vroeger?"

Een andere vult aan. "Zolang ze een paar historische gebouwen laten staan, is het goed voor mij. Want de toekomst wordt alleen maar mooier."

Meest gelezen