Baarle-Hertog, het tweede stukje Vrij België

Op 3 november 1914 bezette het Duitse leger Zondereigen, een deelgemeente van Baarle-Hertog. De rest van de grensgemeente, helemaal omringd door Nederland, bleef een stukje vrij België. Hier had je tijdens de Groote Oorlog niet alleen de beruchte Dodendraad, de Duitse draadversperring langs de Belgisch-Nederlandse grens, maar werd er ook veel gesmokkeld. 

"De 22 enclaves van Baarle-Hertog zijn nooit bezet door de Duitsers. Veel mensen weten dat niet", zegt Frans Van Gils van de Heemkundige Kring Amalia Van Solms. "Het was dus niet alleen de Westhoek die aan de Duitse bezetting is ontsnapt." Dat de Belgische enclaves in Nederland nooit ingenomen werden, hoeft niet te verwonderen. "Nederland was neutraal tijdens de Eerste Wereldoorlog, dus konden de Duitse troepen maar moeilijk over Nederlands grondgebied naar Baarle-Hertog trekken."

Baarle-Hertog viel onder het kanton Veurne. "Een heel aparte situatie", weet Frans Van Gils. "Je had hier bijvoorbeeld tijdens de oorlog een rechter uit Veurne." Ook het gemeentebestuur was opmerkelijk: zo werd de burgerlijke stand in de bezette deelgemeente Zondereigen voorlopig bijgehouden door de eerste schepen, die in Zondereigen woonde. Door de grens en de Dodendraad was die man afgesneden van de rest van de gemeente. De officiële burgerlijke stand kon dus pas na de oorlog worden aangevuld.

Het postkantoor van Baarle-Hertog vervulde tijdens de oorlogsjaren een wel erg bijzondere rol. "Per maand werden zo'n 100.000 brieven vanuit bezet België via Baarle-Hertog en Engeland naar de soldaten achter het IJzerfront gestuurd", vertelt Frans Van Gils. "De brievensmokkelaars werden betaald door de Belgische Posterijen."

Maar er was nog meer. "Het Belgische leger had twee zendmasten in Baarle-Hertog. Met de draadloze ontvangst- en zendmast konden Duitse berichten worden onderschept en worden doorgestuurd naar de militaire overheid achter het IJzerfront." Met een soort meetmast in de enclave konden de posities van Duitse duikboten en zeppelins worden bepaald, en konden niet-bezette gebieden worden verwittigd van een nakend bombardement. "Baarle-Hertog was een echt spionagecentrum", aldus Van Gils.

Dodelijke dodendraad

Om te verhinderen dat Belgische jongemannen via Nederland, Engeland en Frankrijk naar de naar het IJzerfront trokken, lieten de Duitsers een draadversperring aanleggen langs de hele Belgisch-Nederlandse grens. "De Duitsers hadden nog meer redenen", zegt Van Gils: "Zo konden ze de brieven en voedsel-smokkel beter aanpakken, werd het voor Belgische jongemannen moeilijker om via Nederland en Engeland naar de andere kant van het IJzerfront te trekken, maar konden ook Duitse deserteurs worden ontmoedigd."

De dodendraad werd opgericht vanaf 1915. De versperring bestond uit vijf tot tien draden onder elektrische stroom die met porseleinen isolatoren 30 centimeter van elkaar aan palen waren gespannen, tot een hoogte van 1,5 à 3 meter. Op die draden stond een spanning van maar liefst 2.000 volt. Aan beide zijden van de dodendraad was er een prikkeldraadversperring om mensen en soldaten van de draad weg te houden. Kwestie van het aantal onaangename ongelukken zo beperkt mogelijk te houden.

Langs de draad stonden schakelhuisjes. Daar kon de stroom van een deel van de draad worden uitgeschakeld, maar de barakjes dienden ook als wachtlokaal voor de grensbewakers.

De dodendraad heeft een duizendtal mensenlevens geëist. "Dat is relatief acht keer meer dan het IJzeren Gordijn of de Muur van Berlijn", zegt Frans Van Gils. Sommigen werden doodgeschoten door de Duitse bewakers, anderen werden geëlektrocuteerd. "Vergeet niet dat er toen in België nog geen elektriciteitsnet bestond", verklaart Van Gils. "De stroom voor de dodendraad werd opgewekt door generatoren in fabrieken."

De wondere wereld van rubber

Maar de mens blijft vindingrijk, en dat geldt zeker in moeilijke omstandigheden. "Van de Engelse spionnen leerden de zogenoemde grensgidsen al gauw dat er bepaalde stoffen isoleerden: rubber bijvoorbeeld." Frans Van Gils geeft een kleine demonstratie met een reproductie van een zogenoemd passeursraam. "Dat was gemaakt van droog hout, met een met rubber beklede gleuf langs beide kanten. Het passeursraam werd tussen twee draden geklemd zodat je min of meer gemakkelijk erdoor kon."

Geen risicoloze operatie was het. Wie de grens over wilde of moest, kreeg vooraf wel de gelegenheid te oefenen in iets veiliger omstandigheden, zonder stroom.

Een hachelijke onderneming moet het zijn geweest. Als je de draad raakte met bijvoorbeeld loshangend haar, was je er geweest.

Hoe dan ook waren er velen die het erop waagden, vooral 's nachts. Er waren de grensgidsen die mensen en brieven over smokkelden, maar er waren ook gewone smokkelaars uit Nederland die een opportuniteit zagen om een aardige stuiver bij te verdienen. Frans Van Gils illustreert: "Op een bepaald moment heeft de Nederlandse overheid beslist om maar liefst 300.000 smokkelaars uit het zuiden naar het noorden van Nederland te verhuizen. Ze hinderden het Nederlandse leger."

De draad is niet meer, of toch een beetje

Na de Wapenstilstand werd de dodendraad gesloopt. Het materiaal werd door landbouwers vaak hergebruikt om hun weilanden te omheinen. Vandaag blijft er van de oorspronkelijke draad niets over.

In Zondereigen is er op twee plaatsen wel een reconstructie te zien. Op één van die plaatsen is ook een schakelhuisje gereconstrueerd. "Dat is gemaakt op de technische school in Hoogstraten", legt Frans Van Gils uit.

De gepensioneerde onderwijzer heeft zich geëngageerd in de plaatselijke heemkundige kring en heeft zich tot doel gesteld om het verhaal van de dodendraad aan zoveel mogelijk mensen te vertellen. Vandaar het project Dodendraad.org, dat het hele verhaal brengt, ook gekruid met de verhalen van gewone mensen.

"De vredesboodschap vind ik heel belangrijk", zegt Frans Van Gils. "Onlangs gidste ik een groep scholieren. Achteraf zei een van hen - een zwarte jongeman - dat oorlog eigenlijk niets uithaalt. Kijk, voor zulke inzichten doe ik het."

Meest gelezen