De Belgische regering verlaat het land in 1914

De snelle Duitse opmars van augustus en september 1914 dwongen de Belgische regering om de hoofdstad te verlaten. Het werd een odyssee die tenslotte eindigde in de Franse havenstad Le Havre.

Op 19 augustus 1914 viel Leuven in handen van de Duitse bezetter en van daar is het niet ver meer naar de hoofdstad Brussel. De Belgische regering va premier Charles de Broqueville (links) en koning Albert I hadden toen al de moeilijke beslissing genomen om de hoofdstad op te geven.

De koning, de regering, het opperbevel en archieven en de goudvoorraden van de Nationale Bank werden toen overgebracht naar Antwerpen. Die stad werd beschermd door een dubbele fortengordel en lag bovendien vooralsnog buiten de interessesfeer van het Duitse leger, dat vooral naar Frankrijk keek.

Toen de opmars naar Parijs midden september aan de Marne gestuit was, richtten de Duitsers evenwel opnieuw hun aandacht naar Antwerpen dat nu onder druk kwam te staan, zeker nadat het Belgische leger vanuit daaruit enkele uitvallen had ondernomen.

Begin oktober werd de situatie in Antwerpen te precair en besliste de regering om uit te wijken naar Oostende, dat korte tijd de voorlopig zetel zou worden. Antwerpen viel en ook Gent en Brugge bleken onverdedigbaar.

Waar eindigt de lange terugtocht?

Het Belgische leger wou toen standhouden achter de IJzer, maar dat sloot ook Oostende uit als tijdelijke regeringszetel. Daarom vroeg België Frankrijk de toestemming om de regering in Le Havre in Normandië te vestigen, iets wat meteen het fiat kreeg van de Franse president Raymond Poincaré.

Op 13 oktober 1914 stapte de Belgische regering en administratie in Oostende aan boord van de veerboot "Pieter de Coninck" die naar Le Havre in Normandië voer.

In enkele hotels in de badplaats Saint-Adresse vlak bij Le Havre zou de voorlopige zetel van de Belgische regering gevestigd worden. De Parijse zakenman Georges Dufayel, eigenaar van de "Grands magasins Dufayel" stelde een groot appartementsgebouw in Le Havre ter beschikking als verblijfplaats voor de Belgen en hun families.

De regering in Le Havre werd niet beschouwd als een in ballingschap. Er werden een Belgisch postkantoor, een hospitaal en een school gebouwd. De regering hield zich vooral bezig met de oorlogvoering, met de opvang van Belgische vluchtelingen, het bestuur over de kolonie Congo en het onderhandelingen voor de bevoorrading van bezet België.

Koning Albert I en koningin Elisabeth namen hun intrek in een villa in De Panne, net nog in België. Dat paste in de plannen van de koning om het bevel over de troepen in Belgische -en niet in Franse- handen te houden. Tot het bevrijdingsoffensief van 1918 zou de koning in De Panne blijven.

Meest gelezen