Stemrecht

Alle Belgen die minstens 18 zijn op de dag van de verkiezingen moeten zich op 7 juni naar het stemhokje begeven. In ons land geldt opkomstplicht, maar geen stemplicht: wie geen kleur wil bekennen, kan blanco of ongeldig stemmen.
Net na de onafhankelijkheid van België in 1830 mochten in ons land enkel die mannen stemmen die een bepaalde cijns of belasting hadden betaald. Op die manier hadden enkel de rijkere Belgen het recht om de parlementsleden te kiezen – zo’n 46.000 kiezers beslisten toen voor een bevolking van 4,1 miljoen mensen.
Na bloedige stakingen en sociale strijd werd in 1893 de algemene meervoudige stemplicht ingevoerd. Daardoor gold voor alle mannen vanaf 25 jaar stemplicht (niet langer stemrecht), maar diegenen die de cijns betaalden of een bepaald diploma hadden, kregen 2 of 3 stemmen. De stem van de meer gegoeden bleef dus meer waard. Vrouwen mochten niet stemmen. In 1919 kwam er de algemene enkelvoudige stemplicht, waarbij alle mannen 1 stem kregen en status of opleiding geen belang meer hadden.

De leeftijdsgrens werd verlaagd naar 21 jaar, maar vrouwen mochten nog steeds niet deelnemen aan de stembusgang. Pas in 1948 kregen ook vrouwen stemplicht en in 1981 werd de leeftijdsgrens voor Belgische stemgerechtigden verlaagd naar 18 jaar. In 2004 werd stemrecht ingevoerd voor niet-Europese vreemdelingen die hier minstens vijf jaar verblijven. Zij mochten voortaan hun stem uitbrengen bij de provincie- en gemeenteraadsverkiezingen.

Meest gelezen