"Oorlogje spelen": kinderen in de Grote Oorlog

Vanaf de eerste dag van de Eerste Wereldoorlog werden kinderen gebruikt in de propaganda en werden ze ook het doelwit van die propaganda. Want de komende generatie moest ervoor zorgen dat ook in de toekomst oorlog gevoerd kon worden. De oorlog sijpelde door in alle aspecten van het kinderleven: de school, kinderboeken, speelgoed ...

Dit is een bijdrage van de Duitse historicus René Schlott, verbonden aan het Centrum voor Hedendaags Geschiedenis Potsdam. Het is de neerslag van een toespraak die hij hield in de Gentse Sint-Pietersabdij ter gelegenheid van de tentoonstelling 'Oorlog in Korte Broek'. Vertaling en bewerking Jan Ouvry

De Eerste Wereldoorlog wordt beschouwd als de eerste ‘totale oorlog’ in de geschiedenis. Elk onderdeel van de samenleving werd betrokken in de oorlogsvoering: van de economie tot de kerken, van de soldaten tot de arbeiders in de wapenfabrieken, van mannen en vrouwen tot kinderen.

Vanaf de eerste dag van het conflict werden kinderen gebruikt in de propaganda en werden ze een doelgroep voor die propaganda. De komende generatie moest er immers voor zorgen dat ook in de toekomst oorlog gevoerd kon worden. De oorlog sijpelde snel door in alle aspecten van het leven van meisjes en jongens van 6 tot 14: de school, kinderboeken, speelgoed ...

De school werd een van de belangrijkste plaatsen voor de propaganda. Vanaf 1914 ontwikkelde zich in alle oorlogvoerende landen een echte oorlogpedagogie. Vanaf de eerste dag op school werden de leerlingen geconfronteerd met militarisme.

In grote delen van Duitsland is het de gewoonte om kinderen op de eerste schooldag een ‘Zuckertüte’ te geven, een puntzak met snoep. Die ‘Zuckertüte’ kregen al snel een militair uitzicht, zoals deze uit 1915, met onder andere afbeeldingen van militairen, veldmaarschalk von Hindenburg en graaf von Zeppelin.

Zogenaamde oorlog-alfabetten hielpen kinderen om het ABC te leren. Elke letter stelde een militair onderwerp voor. In de oorlogseditie van het Britse ‘An ABC for baby patriots’ staat de T voor torpedo en de U voor de gevreesde Uhlanen. Het Franse ‘Alphabet de la Grande Guerre 1914-1916’ begint met de A van (de te heroveren) Alsace/Elzas.

De oorlog sloop ook binnen in wiskundeboeken, zoals dit hier, waar, bij het perspectieftekenen, loopgraven het onderwerp waren.

Niet alleen in schoolboeken drong de oorlog door, maar ook prentboeken voor kinderen werden een propaganda-instrument. De oorlog werd immens populair in prentboeken. Om zich van commercieel succes te verzekeren, moesten auteurs de oorlog integreren in verhalen over het dagelijkse leven, dierenverhalen en sprookjes. Ze vonden dat het hun patriottische plicht was om kinderen de zaak van hun land te doen steunen.

Franse en Engelse jeugdschrijvers benadrukten hoe Duitsland de neutraliteit van België had geschonden, wreedheden had begaan tegen het Belgische volk en een aanvalsoorlog was begonnen voor gebiedsuitbreiding. Franse auteurs benadrukten de rol van Frankrijk als redder van de beschaving en behoeder van vrijheid en menselijkheid. Britse auteurs benadrukten het Duitse militarisme en cultuur van blinde gehoorzaamheid, het tegendeel van de Pax Britannica .

Deze prentboeken veranderden wel van toon naarmate de oorlog duurde. ‘De Grosse Krieg’ (hierboven) werd in 1914 in Oostenrijk gepubliceerd en bewierookte de keizers Willem en Frans-Jozef en de moedige Duitse en Oostenrijkse soldaten.

In hetzelfde jaar vertelde een ander kinderboek (hieronder) het verhaal van het uitbreken van de oorlog als een kinderspel. Een Duitse en Oostenrijkse jongen zijn samen vreedzaam aan het tuinieren, als een groepje ‘stokers’, ook jongeren, hen storen. Als het te veel wordt, moeten de twee jongens wel reageren op de provocaties.

Als ouders dit voorlazen, gaven ze hun kinderen het beeld mee dat Duitsland en Oostenrijk wel de oorlog moesten beginnen om hun vreedzame tuin (hun rijken) te verdedigen. Zo werden kinderen doordrongen van de visie van hun land op de gebeurtenissen van juli 1914.

Kinderen werden soldaten en soldaten kinderen in de prentboeken en zo werden de jongeren gedwongen om zich te identificeren met de strijders. Oorlog werd zo ook getrivialiseerd, zoals ook hier op de omslag van dit boek, dat de vier centrale mogendheden voorstelt als kinderen in uniform op een duikboot in volle zee.

In een ander boek, ook uit 1914, krijgen jonge Duitse kinderen echte wapens en vermoorden Franse soldaat-kinderen. Of het nu in het Frans, Engels of Duits was, deze boeken vertekenden de werkelijkheid van de lelijke, helemaal niet opwindende uitputtingsoorlog. Het doel van deze vreemde boeken was om oorlog er als iets prettigs te doen lijken.

Maar naarmate dit soort voorstellingen ongeloofwaardiger werden, omdat de gruwel van de loopgravenoorlog algemeen bekend raakte, moesten de auteurs het anders aanpakken, zoals in dit Brits en Duits boek uit 1916 met gewonde soldaten op de omslag.

Het lezen en bekijken van prentboeken bevestigde vooroordelen tegen andere naties, zoals in deze Duitse tekeningen, met plunderende Russen en een Japanse soldaat die eruitziet als een aap.

Zelfs oude en bekende sprookjes zoals ‘Roodkapje’ werden ingeschakeld in de oorlogspropaganda. In een Franse versie ziet de boze wolf eruit als een Pruisische soldaat. Het Franse Roodkapje wordt bedreigd door de wolf met punthelm en verdedigd door haar kleine zusje België.

De Belgische koning Albert I verscheen in een oorlogsversie van het bekende Duitse boek ‘Der Struwwelpeter’, in het Nederlands ‘Piet de Smeerpoes’. Het oorspronkelijke boek werd geschreven in het midden van de 19e eeuw, met tien verhalen om kinderen lessen te leren over goed en kwaad.

In de oorlogsversie speelt de Franse Marianne met vuur en verbrandt zich, niettegenstaande de waarschuwing van de Duitse gehelmde katten. En de Belgische koning ,afgebeeld als een wat balorige dreumes, luistert niet naar de waarschuwing van Germania om haar door te laten, speelt toch met slechte vrienden als de Engelse buldog en de Franse Marianne en wordt uiteindelijk gestraft door ‘Dikke Bertha’, het Duitse reuzenkanon.

Behalve school- en prentboeken kregen ook speelgoed en gezelschapsspelen een oorlogshandtekening tussen 1914 en 1918. Deze speelgoedcatalogus verscheen in Parijs in de lente van 1917 met oorlogje spelende kinderen op de omslag. Bij het bedrijf konden onder andere 10 uniformen voor jongens besteld worden.

Maar wat wou men bereiken met dit alles? Al dit speelgoed en deze boeken trivialiseerden de oorlog en herleidden de oorlog tot een kinderspel, zoals de Duits-Amerikaanse historicus George Mosse het stelt.

Zo kon men kinderen mobiliseren om de oorlogsinspanning te ondersteunen door het inzamelen van goud, kastanjes en herbruikbare goederen, en, vooral voor de meisjes, het naaiwerk.

Zeker in Centraal-Europa, waar naarmate de oorlog vorderde alles schaarser werd, werden miljoenen kinderen ingezet om oorlogsleningen te verkopen, mee te helpen bij de oogst, bij vrijwilligerswerk in de ziekenhuizen en het breien van allerlei, het verzamelen van oud metaal, glas, bladeren, papier, wol en zelfs haar, en nog veel meer.

Duitse meisjes breien, Franse jongens brengen goud naar school

En als kinderen van deur tot deur gingen om oorlogsleningen te verkopen of herbruikbare goederen op te halen, had dat niet alleen een economische waarde, maar minstens evenveel ideologisch belang. Om dezelfde redenen werden beelden van kinderen gebruikt in alle oorlogvoerende landen om volwassenen te overtuigen om bvb. oorlogsleningen te kopen.

Dit alles had een enorme impact op de kinderen en militariseerde in hoge mate hun dagelijks leven. Tijdsgenoten meldden dat meer en meer kinderen oorlog speelden op straat, zoals op deze foto van Belgische kinderen, gepubliceerd in L'Illustré in 1914.

Ook de tekeningen van kinderen werden gedomineerd door oorlogsthema’s zoals in deze Russische schooltekeningen.

De beeldvorming in de prentboeken versterkten op lange termijn de vooroordelen. Al spelend namen de kinderen de rol en het vijandbeeld van volwassenen over. Enkele jongens en meisjes motiveerde het zelfs om te proberen zich bij de soldaten aan het front te vervoegen. Deze verhalen van heroïsche kinderen, waar of niet, werden ook het onderwerp van de propaganda.

De verhalen over heroïsche kinderen werden vaak gebruikt om volwassenen te mobiliseren. Op postkaarten, posters voor oorlogsleningen en zelfs commerciële advertenties, verschenen heroïsche kinderen, vaak in uniform of met de nationale vlag.

De Franse Jean Correntin Carré en de Duitse Fritz Lehmann waren allebei amper 14 toen ze dienst namen, Rosa Zenoch, amper 12,  raakte zwaar gewond toen ze soldaten te hulp snelde tijdens een veldslag

Maar was die propaganda voor de kinderen succesvol? Zeker in het begin slaagde ze erin om te mobiliseren. Maar naarmate de kinderen meer gingen lijden en de oorlogsontberingen aan den lijve ondervonden verloren ze hun enthousiasme.

Historici weten niet zeker wat op lange termijn de impact was op de kinderen van de propaganda. Vast staat wel dat de kinderen van 1914-1918 de soldaten werden van 1939-1945. Maar de precieze impact van de oorlog op hen en hun gedragingen als volwassenen blijft omstreden.

Een les van de Eerste Wereldoorlog is zeker dat kinderen de eerste slachtoffers zijn in een oorlog, elke oorlog. De kinderjaren van de meeste meisjes en jongens van 1914 tot 1918 werden gestolen door de oorlog.

Kinderen leefden in families met een vaak aanwezige vader. Velen werden wees, en, zelfs als hun vader terugkeerde van de slagvelden, dan was die niet meer dezelfde. Kinderen, vooral in Centraal-Europa leden en stierven door honger. Kindermortaliteit steeg er met 50 %. Velen verzwakten door ondervoeding.

Anderen verloren hun huis, moesten vluchten of werden gedwongen op jonge leeftijd hard te werken om het inkomen van hun familie te verbeteren. Miljoenen kinderen in Europa beleefden ervaringen die ze nooit zouden vergeten.

Franse vrouw en dochtertje met gasmaskers, omgeving Reims, 1916 (BnF, Gallica)

'Het verleden is nooit dood'

Onlangs raakten foto's bekend van een wiskundeboek dat in Mosul werd gevonden, nadat de stad gedeeltelijk werd heroverd door het Iraakse leger. Het wiskundeboek is uitgegeven door IS en verspreid in de scholen in Noord-Irak. Het gebruikt geweren en tanks om de wiskundevaardigheden te oefenen.

Onlangs raakte ook bekend dat China westerse prentboeken zoals ‘Poeh de beer’ wil verbieden, omdat de communistische overheid bezorgd is over hun invloed op de kinderen.

En ook pas nog liet Unicef weten dat 2016 het ergste jaar was tot nu toe voor de kinderen in Syrië. En dat herinnert ons aan de beroemde quote van William Faulkner: “Het verleden is nooit dood. Het is zelfs nog niet eens voorbij.”

Oefeningen uit het IS-wiskundeboek

Meest gelezen