De Grote Oorlog: Een havendok graven met de hand

Bij de Duitse inval in 1914 viel bijna onmiddellijk een groot deel van de fabrieken in België stil, omdat de invoer van grondstoffen en de uitvoer van producten stil viel. Plots moesten de overheden grote sommen uitgeven voor de steun aan werklozen. Steden zoals Gent, Aalst en Mechelen probeerden het probleem aan te pakken via tewerkstellingsprojecten. In Gent werden zo tot 9.000 mensen aan het werk gehouden.

In Gent viel de textielindustrie in augustus 1914 bijna onmiddellijk stil, zowat de helft van de 20.000 arbeiders uit de sector viel terug op werklozensteun. Ruim een jaar later, eind oktober 1915, waren er in de stad zo’n 32.000 werklozen en eind maart 1916 liep dat verder op naar zo’n 38.500.

Nog voor het Duitse leger op 12 oktober 1914, twee maanden na de inval, Gent innam, nam het stadsbestuur initiatieven om arbeiders aan het werk te houden. Op 9 september 1914 meldde de krant de Vooruit: “He gemeentebestuur zal eerstdaags doen overgaan tot het uitvoeren van belangrijke werken, zulks om de werklozen bezigheid te verschaffen.”

De stad liet pleinen plaveien, riolen en waterlopen schoonmaken, wegenwerken uitvoeren en beplantingen en een laan aanleggen. Maar het grootste werk werd de aanleg van een nieuw dok in de Gentse haven.

©2014 brilk

Volkstoeloop aan het Gentse stadhuis als het Duitse leger Gent binnenkomt op 12 oktober 1914 (Archief Defensie)

Een havendok graven met de hand

Voor de oorlog lagen aan het Grootdok bij de Port Arthurlaan in de Gentse haven al een Noord- en Zuiddok. Nu besloot de stad om een derde dok (Middendok) te laten graven, “om werk te verschaffen en een inkomen te bezorgen aan duizenden families, en dus brood te schenken aan duizenden en nog duizenden inwoners, mannen, vrouwen en kinderen.” Ook aan het Zuiddok zou nog gewerkt worden.

Om zoveel mogelijk mensen aan het werk te zetten, besloot de stad om het werk te doen uitvoeren met de hand, met spade en kruiwagens dus. En niet met grote machines zoals de dokken die voor de oorlog waren aangelegd.

De werken aan de DARSEN (Gents voor dokken) begonnen al in het najaar van 1914. Eerst kregen zo een 1.400 mensen werk, naar het einde van het werk in 1916 zouden er zo’n 9.000 werklieden en 110 bedienden aan de slag zijn! Om zoveel mogelijk mensen aan het werk te krijgen, werd gewerkt in twee ploegen van 6 uur.

Het graafwerk aan het Middendok, honderden mensen zijn aan het werk (collectie Archeologisch Museum Universiteit Gent)

Ongedisciplineerd werkvolk

De werken werden voortdurend geplaagd door een gebrek aan discipline bij een deel van de “darsenwerkers”. Het vooropgestelde aantal kruiwagens per dag werd niet gehaald, vaak verlieten arbeiders hun werk te vroeg.

Voortdurend verschenen er oproepen van het “Comité der Darsen” om de regels te respecteren.

Konden de arbeiders een werk dat normaal door machines werd gedaan niet ernstig nemen? Vonden mensen die normaal in fabrieken werkten, de zware grondarbeid te lastig of oneervol, of de vergoeding niet hoog genoeg ? Of deed men het gewoon langzaam aan om het werk zo lang mogelijk te laten duren?

Het is niet duidelijk, maar het is wellicht geen toeval dat nog voor de start van de werken de socialistische voorman Edward Anseele zich bezorgd toonde over de motivatie van de arbeiders.

Links: waarschuwing aan de "darsenwerkers" om de werf niet te vroeg te verlaten, december 1915. Rechts: nieuwe uurregeling, februari 1916 (collectie Zwarte Doos, Stadsarchief Gent)

In mei 1916 werden de werken zelfs bijna 2 weken stilgelegd. Mede onder impuls van Anseele werden maatregelen genomen om de wantoestanden te stoppen. Anseele kreeg kritiek van de eigen achterban, maar vond dat het ambitieuze project, dat de stad veel geld kostte, meer respect verdiende.

Alleen wie een nieuw werkreglement ondertekende, mocht opnieuw aan de slag gaan. Er werd dan ook overgeschakeld naar 3 ploegen die elk vier uur per dag werkten, wat drie uur werd naarmate de dagen in de winter korter werden.

Er werden even minder problemen gemeld (al verdwenen die nooit helemaal), maar tegen de zomer van 1916 ontstond opnieuw onrust bij de “darsenwerkers”.

Kaart van een deel van het Gentse havengebied, links in het midden het Grootdok met drie zijdokken

Pijnlijk einde

Begin juli 1916 werd duidelijk dat de werken langzaam naar hun einde liepen. Het “Comité der Darsen” maakte bekend dat de werken eind oktober definitief zouden stilvallen, de tewerkstelling werd langzaam afgebouwd.

Opnieuw ontstond onrust op de werf, de werken vlotten minder goed. Het stadsbestuur beloofde nieuwe projecten op te starten om de tewerkstelling te verzekeren, maar zo ver kwam het niet!

Half oktober begon het Duitse militaire bestuur in Gent arbeiders, werklozen en niet werklozen, onder dwang af te voeren om te gaan werken achter het front in het oosten van Frankrijk of in Duitsland, zoals elders in bezet België.

Dat dit (toevallig) samenviel met het einde van de “Darsenwerken” leidde tot heel wat kritiek aan het adres van het stadsbestuur.

De schrijfster Virginie Loveling meldt in haar dagboek op 22 oktober 1916 dat burgemeester Braun en schepen Anseele de schuld kregen voor de situatie:

“Zij hadden het opeischen moeten beletten- zo zegt men- maar zij zijn het die ze aan de Duitschers afleveren. Hun doel? Om ze hier kwijt te zijn, zoveel eeters min zoveel last min aan de stad.”

Het is duidelijk dat de beschuldigingen op niets sloegen, maar het einde van de “Darsenwerken” werd zo bijzonder pijnlijk. In totaal werden in Groot-Gent tot november 1918 bijna 12.000 mannen afgevoerd als dwangarbeiders.

De stad leverde grote inspanningen om de opgeëisten en hun families te ondersteunen. Maar nieuwe openbare werken werden in Gent niet meer opgezet. Waarschijnlijk zou het Duitse bestuur dat ook niet meer aanvaard hebben.
 

Collectie Archeologisch Museum Universiteit Gent

Archeologische vondsten

Tijdens de graafwerken werden ook archeologische vondsten gedaan. De enige foto’s van de nochtans zeer grootschalige “Darsenwerken” zijn gemaakt toen oudheidkundigen ter plaatse kwamen voor archeologisch onderzoek!

Bij de vondsten waren onder andere een vuistbijl uit de vroege steentijd (palaeolithicum), 28 000 jaar oud, meteen de oudste vondst die ooit in Gent is gedaan. En verder bronzen sieraden uit de late bronstijd en aardewerk van een Gallo-Romeinse nederzetting.

Een deel van de vondsten is te zien in het Gentse stadsmuseum, STAM.

Een stadspark voor Aalst

Net zoals in Gent was de werkloosheid in het textielstadje Aalst al van bij het begin van de oorlog hoog. Tegen juni 1915 was minder dan een derde van de werkende mannen en vrouwen nog aan de slag.

Al voor de oorlog waren er plannen om een stadspark aan te leggen en vanaf 1911 was men begonnen met het onteigenen van de gronden aan de Osbroek.

De oorlogswerkloosheid brachten de plannen in een stroomversnelling.

Het uitgraven van een van de vijvers in het nieuwe stadspark (collectie Stadsarchief Aalst)

Eind juli 1915 werd gestart met de werken, waarvoor werkloze arbeiders werden aangeworven. Hoeveel precies is niet bekend, maar bij momenten ging het hier zeker om enkele honderden.

Eind maart 1916 werd de laatste boom geplant, de werken waren dus afgerond lang voor de deportaties in Aalst begonnen.

De vijvers van het park, waarin duizenden vissen waren uitgezet, werden snel populair bij stropers, want de stadsbevolking leed honger en kon elk extraatje op het menu goed gebruiken.

Foto's van de aanleg van het stadspark in Aalst (collectie Stadsarchief Aalst)

Een zwembad voor Mechelen

Mechelen is, voor zover bekend, de enige andere Vlaamse stad die een groot openbaar werk opzette tijdens de Eerste Wereldoorlog om werklozen een inkomen te bezorgen.

De stad, die in de eerste maanden van de oorlog zwaar beschadigd was, zette eerst werklozen in om puin te ruimen en voorlopige restauraties aan huizen uit te voeren.

De stedelijke begraafplaats werd vergroot, wegen en riolen hersteld en heraangelegd. Later werd ook begonnen met de aanleg van nieuwe straten en de Sint-Romboutstoren kreeg een nieuw belfort om de beiaardklokken in te hangen.

De arbeidersploeg die de werken uitvoerde op de stedelijke begraafplaats (collectie Stadsarchief Mechelen)

Begin 1916 werd begonnen met de bouw van een groot nieuw zwembad. Zoals in Aalst lagen de plannen hiervoor al klaar voor de oorlog, de grote werkloosheid tijdens de oorlog was een kans om ze te realiseren.

Er werd meer personeel gebruikt dan nodig om zoveel mogelijk mensen te werk te stellen.

De architect voorzag uniek houtsnijwerk in delen van het nieuwe complex. Doordat de belangrijke meubelindustrie van Mechelen zo goed als stilgevallen was, waren veel houtbewerkers zonder werk gevallen.

Het zwembad werd pas in 1924 plechtig geopend. In 2001 moest het zwembad sluiten, het is onlangs verbouwd tot een luxe-hotel.

Het uitgraven van het zwemdok (collectie stadsarchief Mechelen)

De openbare werken hielpen in Mechelen wel mensen te ontsnappen aan de dwangarbeid voor de Duitsers.

Op het hoogtepunt van de Duitse deportaties (eind 1916, begin 1917) werkten 660 mensen voor de stad Mechelen, in 1914 waren dat er maar 40. Tijdens de oorlog werden ruim 1.400 werklozen ingelijfd om werken van openbaar nut uit te voeren.

Schrijnwerkers aan het werk in het zwembadgebouw (collectie Stadsarchief Mechelen)

Meest gelezen