Imperial War Museums

De Engelen of Madonna's van Pervijze

Elsie Knocker en Mairi Chisholm zijn twee Britse vrouwen die, zoals vele vrouwen bij het uitbreken van de Grote Oorlog, snakken naar verandering en in de oorlog een kans zien. Ze nemen dienst als verpleegster, en werken ruim drie jaar aan het Belgische IJzerfront, tot ze gedwongen worden te vertrekken.

Dit is een bijdrage van Patrick Vanleene, auteur van 'Op naar de Grote Oorlog. Mairi, Elsie en de anderen in Flanders’ Fields' (Uitgeverij De Klaproos )

Elsie Knocker was 30 bij het begin van de oorlog. Ze kwam aan de kost als vroedvrouw. Omdat leven als gescheiden vrouw met één kind niet makkelijk was, liet ze uitschijnen dat haar man overleden was. Mairi Chisholm was 18 en een telg uit een welstellende Schotse familie.

Beide vrouwen leerden elkaar voor de oorlog kennen door hun gedeelde passie: motorrijden. Mairi was niet alleen een uitstekend motorrijder, ze was ook een zeer bekwame mecanicien. Bij het uitbreken van de oorlog trokken ze allebei naar Londen om hun diensten aan te bieden als motorrijder/koerier.

Imperial War Museums

Mairi (aan het stuur) en Elsie achter het IJzerfront (collectie IWM )

Naar het front

De twee vrouwen komen terecht bij Dr. Hector Munro’s Flying Ambulance Corps. Dr. Henry Munro, een arts-psychiater, heeft een ploeg bij elkaar gebracht van vijf mannen en vijf vrouwen om aan het front medische hulp te bieden.

Het Britse Red Cross, en de Engelse en Franse militaire overheden bedanken Munro voor zijn amateuristisch aanbod. Maar het Belgische leger en het Rode Kruis zijn zowat alles van hun medische voorraden en rollend materieel kwijt aan de Duitse invaller en zoeken via Koningin Elisabeth hulp in Engeland.

Hector Munro ontvangt dus van het Belgische Rode Kruis een vrijgeleide om het Kanaal over te steken en krijgt daarvoor twee ambulances en een vrachtwagen te leen van het Britse Red Cross plus twee Londense buschauffeurs.

Hector Munro (links met hoed) en een van zijn verpleegsters tussen Belgische soldaten in de eerste oorlogsmaanden (Archief Defensie)

De IJzerslag

Dr. Hector Munro’s Flying Ambulance Corps werkt eerst anderhalve week in Gent in het Flandria Palace Hotel bij het Sint-Pietersstation. Dan trekken ze mee met het verslagen Belgische leger naar de Westhoek.

Dankzij de goede relaties van een van de andere verpleegsters in de ploeg, Dorothie Feilding (zie: Een Britse dame van stand aan het Belgische front) krijgen ze een nieuwe opdracht. Samen met een uit Antwerpen gekomen Brits veldhospitaal zetten ze een fronthospitaal voor Belgische soldaten op in Veurne.

Er komen extra ambulances en chauffeurs bij. Munro’s mensen rijden dag en nacht met ambulances van Veurne naar Nieuwpoort en Diksmuide om er tijdens de IJzerslag gewonde Fransen, Tunesiërs, Algerijnen, Senegalezen en Belgen op te halen.

Veel gewonden overleven de lange rit over de kasseiwegen niet. Ogenschijnlijk lichtgewonde soldaten gaan door uitputting, angst en bloedverlies in shock en sterven onderweg. Soldaten met hoofd - of buikwonden hebben nauwelijks een kans.

Elsie Knocker, Dorothie Feilding an Mairi Chisholme in Veurne, oktober 1914

De "Poste de Secours Anglais" van Pervijze

Door de spectaculaire inundatie van de IJzervlakte lopen de Duitse aanvallen vast in modder en water, en de IJzerslag kantelt op een kritiek moment in het voordeel van de Belgen en de Fransen.

De cruciale rol voor Hector Munro’s Flying Ambulance Corps lijkt voorbij. Munro verdwijnt met het gros van zijn ambulances en chauffeurs naar Ieper als onderdeel van het RAMC (Royal Army Medical Corps), de medische vleugel van het Britse leger.

Elsie Knocker en Mairi Chisholm en nog twee collega’s verpleegsters gaan niet mee. Ze hebben ervaren dat gewonden vervoeren naar het verre achterland meer kwaad doet dan goed en willen hulp bieden onmiddellijk aan het front.

Elsie en Mairi en nog een collega in het overstromingsgebied bij Pervijze, eind 1914 ( Collectie IWM )

Een Belgische legerarts, Irenée van der Ghinst, steunt hen in hun overtuiging dat een diagnose en een eerste behandeling vóór het vervoer levens redt. Hij weet bovendien voor hen de ideale locatie voor een verbandpost te vinden.

Het huis is een onderkelderde herenwoning in het polderdorp Pervijze, op nauwelijks vijftig meter van de eerste linie van het Belgische front

De Poste de Secours Anglais telt bij de start vier ondertussen ervaren oorlogsverpleegsters, maar alleen Elsie Knocker en Mairi Chisholm blijven. Twee Belgische soldaten ondersteunen hen als kok en brancardier.

Elsie en Mairi op het dak van hun, derde, versterkte hulppost samen met hun kat "Chink" in 1915 (Collectie IWM).

De Engelen van Pervijze

De inundatie beschermt de Belgen tegen infanterieaanvallen maar niet tegen artilleriebeschietingen. Omdat Pervijze centraal ligt in de Belgische verdediging, wordt het dorp bijna dagelijks beschoten.

Het brakke water waarin dood vee drijft en de onhygiënische omstandigheden waarin duizenden manschappen opeengepakt moeten overleven, blijken broeihaarden van ziektes en infecties.

Het Belgische leger heeft in de eerste ijzige oorlogswinter ook geen winteruitrusting voor zijn manschappen.

Imperial War Museums

Mairi en Elsie verzorgen een lichtgewonde Belgische soldaat in hun hulppost (Collectie IWM).

Het vrouwelijke initiatief blijkt een geschenk uit het paradijs voor de frontsoldaten: jonge vrouwen die pal achter de eerste linie soep en warme chocolade brouwen voor de verkleumde wachtposten; die zieken, gewonden en shellshock patiënten verzorgen en naar het Belgian Field Hospital afvoeren; die gezwellen en zweren opensnijden en met broodkruim ontsmetten en die tussendoor kwistig Engelse sigaretten ruilen tegen oorlogssouvenirs.

Het moreel van elk Belgisch regiment dat de sector bezet, krijgt een boost. Koning Albert I speldt de vrouwen daarom in januari 1915 in De Panne een ereteken op: Ridder in de Orde van Leopold II.

Imperial War Museums

Elsie en Mairi tussen Belgische soldaten in een  communicatieloopgraaf bij Pervijze (Collectie IWM).

De Franse en Britse legerleidingen en hun militaire medische diensten zijn echter niet opgezet met vrouwen in de frontlinies. Zelfs Munro beschouwt bij de reorganisatie van zijn korps Elsie Knocker en Mairi Chisholm als afvalligen.

Dat betekent dat de post in Pervijze aan public relations moet gaan doen om aan werkingsmiddelen te geraken: een eigen ambulance, medisch materieel, bouwmateriaal voor de bescherming van de post en levensmiddelen.

Dat gebeurt met de opbrengst van de verkoop van een oorlogsdagboek The Cellar-House of Pervyse. Het boek wordt door een redactrice van de uitgeverij in Londen bijeengeschreven op basis van de dagboeken van Elsie en Mairi, en is daardoor niet altijd historisch correct.

Het meeste geld komt van sponsortochten in Engeland met lezingen en tombola’s met frontsouvenirs, getiteld “With the Belgian Army in the Firing Line”.

Imperial War Museums

Mairi kijkt toe terwijl Belgische assistenten een gewonde in laden in een (gesponsorde) ambulance (Collectie IWM).

Romantiek aan de IJzer

Halfweg december 1914 wordt het eerste huis met de Poste de Secours Anglais, door granaten vernield. Een tweede onderkomen incasseert op 4 maart 1915 een voltreffer. Pas eind juli vinden ze een derde, veilige locatie in het op één na laatste boerenstulpje in de Veurnestraat.

Tegen de voorgevel worden zandzakken gestapeld, er komt een gietijzeren voordeur met daarop een rood kruis en een bunker tegen de achterkant.

Hier blijven Elsie en Mairi de volgende jaren aan de slag. Met duizenden aanbidders in de buurt is de komst van eros onvermijdelijk.

© IWM (Q 105966)

Mairi op een schommel met een Brits soldaat, 1917(Collectie IWM)

Elsie Knocker wordt al vroeg in 1915 het hof gemaakt door de Belgische vliegenier Harold, baron de T’Serclaes de Rattendael.

Het sprookjeshuwelijk wordt het jaar daarop in De Panne ingezegend, maar verwatert snel, zeker als blijkt dat Elsie geen weduwe met kind is, maar een gescheiden vrouw. Elsie houdt na de oorlog enkel de titel van barones over.

Mairi verlooft zich in 1917 met de Engelse piloot John Petre, die voor haar cadeautjes aan parachuutjes dropt. Maar twee weken later stort hij te pletter aan de Somme.

Imperial War Museums

Elsie en Mairi, op de achtergrond een camouflagenet (Collectie IWM).

Het einde

Het einde van het Pervijze-avontuur komt ook uit de lucht gevallen. De openingsbeschietingen in maart en april 1918 van het Duitse lenteoffensief zijn bedoeld om de Belgische troepen vast te pinnen zodat die de Britten bij Mesen niet ter hulp kunnen snellen.

Er vallen ook stikgasprojectielen in de granatenregen. Twee ervan vallen precies voor de ingang van hun bunker. Elsie overleeft de aanval van zondag 17 maart nauwelijks en wordt gerepatrieerd naar een Londens hospitaal.

Mairi wordt twee weken later verrast aan de veldtelefoon, zonder haar gasmasker op, en afgevoerd naar het Rode Kruishospitaal L’Océan.

Nog terugkeren is uitgesloten. De Poste de Secours Anglais van Pervijze is niet meer.

Imperial War Museums

Elsie, Mairi en een assistent, met gasmaskers, geven kunstmatige beademing aan een slachtoffer van een gasaanval (Collectie IWM).

Al noemt Elsie die tijd “de beste jaren van haar leven” en al worden de twee geroemd in de pers als de Ladies of the Cellar-House, als Fearless Women of Pervyse, als engelen, als de madonna’s van Pervijze, … de Grote Oorlog in Vlaanderen laat emotioneel littekens na.

Ze ontmoeten elkaar bewust nooit meer na de oorlog.

Maar hun ongewone avontuur blijf echter fascineren.

 

Een uitgebreid interview met Mairi Chisholm uit 1976 kunt u hier beluisteren.

Meest gelezen