Emile Vandervelde, eerste socialist in de regering

In januari 1916 traden twee liberalen en één socialist toe tot de Belgische regering, die de vorige dertig jaar alleen uit katholieken had bestaan. Het was een gebaar van nationale eendracht, maar nogal wat katholieke politici hadden het er moeilijk mee. Vooral de intrede van de eerste socialist, Emile Vandervelde, was "revolutionair".

Emile Vandervelde gold als de officieuze leider (de “patron”) van de Belgische Werkliedenpartij en was de allereerste Belgische socialist die het tot minister bracht.

Niet dat Vandervelde zich niet op zijn gemak zou voelen in hoge regeringskringen. Hij kwam zelf helemaal niet uit de arbeidersklasse, maar uit de Brusselse Franstalige bourgeoisie (zijn grootvader was een Vlaming die in Brussel fortuin had gemaakt) en hij had rechten gestudeerd.

Wel was hij de in de overwegend katholieke regering de enige die totaal ongelovig was (de twee nieuwe liberale ministers waren nota bene protestanten).

Vandervelde was een overtuigd marxist die nog een jaar voor de oorlog een boek met een titel als "Het socialisme tegen de Staat” had geschreven.

Voor veel conservatieven golden socialisten toen nog als gevaarlijke revolutionairen. Ze herinnerden zich nog de grote stakingen en rellen voor het algemeen enkelvoudig stemrecht van de vorige jaren.

Een socialist als minister leek hen even ongehoord als de toetreding van de N-VA tot de Belgische regering dat een eeuw later zou zijn voor sommige Franstaligen… 

Emile Vandervelde, op de beginillustratie zit hij rechts vooraan, tijdens een reis naar toen nog Belgisch Congo in 1908 (collectie AMSAB).

Betoging in Gent ( Bagattenstraat) tijdens de grote staking voor de invoering van het algemeen stemrecht in april 1913, in de achtergrond de Vooruit, toen nog in opbouw ( Collectie Amsab). Naar schatting 370.000 arbeiders legden toen 2 weken het werk neer. Na voorzichtige beloftes van de regering werd de staking gestopt, maar het algemeen stemrecht is pas na de Eerste Wereldoorlog ingevoerd.

Met een socialist in de regering volgde België aarzelend het voorbeeld van zijn twee grote bondgenoten.

Het jaar daarvoor was in Groot-Brittannië een coalitieregering gevormd – op zich al iets heel uitzonderlijk – waar ook de Labourpartij van deel uitmaakte

In Frankrijk waren vanaf het begin van de oorlog socialisten toegetreden tot een regering van de Union sacrée. Een van hen was de radicale marxist Jules Guesde, die voordien altijd samenwerking met “burgerlijke" regeringen had afgewezen.

Vandervelde en de meeste Belgische socialisten hadden er al eerder geen moeite gehad om samen te werken met “burgerlijke” partijen.

In 1912 had de BWP een verkiezingskartel met de liberalen gevormd, met de bedoeling de katholieke meerderheid te breken. Dat mislukte overigens schromelijk, omdat veel liberale kiezers die samenwerking niet aanvaardden.

Verkiezingsaffiche van de Belgische Werkliedenpartij uit 1912. Het bootje van de Katholieke Partij zal schipbreuk lijden, maar dat was ijdele hoop  (Collectie Amsab)

Verkiezingsaffiche van de Katholieke Partij uit 1912 waarschuwt voor de gevaren van het liberaal-socialistisch kartel (Collectie Amsab)

Vandervelde was echter niet alleen de “patron” van de BWP, hij was ook voorzitter was van de Socialistische Internationale (toen bekend als de Tweede Internationale), die in alle socialistische partijen van de wereld omvatte.

In de jaren voor 1914 had de Internationale gewaarschuwd voor een Europese oorlog. Oorlog, zo zeiden de socialisten in zowat alle landen, is een gevolg van de rivaliteit tussen de kapitalistische landen, waar de arbeiders en andere gewone mensen het gelag voor moeten betalen.

De arbeidersklasse moest proberen oorlog te beletten. Het ultieme middel zou een internationale algemene staking kunnen zijn, die een dreigende oorlog zou beletten.

Praalwagen in de 1 mei-stoet in Antwerpen van 1912 " ter verheerlijking van de arbeid én de wereldvrede" ( Collectie Amsab)

Dat bleek echter in de praktijk onmogelijk te zijn. “Arbeiders hebben geen vaderland”, had Karl Marx ooit gezegd, maar toen de oorlog in 1914 uitbrak bleken de arbeiders en de arbeiderspartijen niet vrij te zijn van vaderlandslievende gevoelens.

In een aantal landen, zeker Duitsland, Frankrijk en België, voelde men zich aangevallen en meende men zich te moeten verdedigen. Voor België gold dat des te meer, daar het land neutraal was geweest en de Duitsers het op zeer brutale wijze waren binnengevallen.

Vandervelde koos dan ook zeer duidelijk partij. Hij was bij het begin van de oorlog al minister van Staat benoemd, iets ongezien voor een socialist, en in die hoedanigheid werd hij al op vergaderingen van de ministerraad uitgenodigd. En hij gaf hij zijn volle steun aan de Belgische oorlogsinspanningen.

Emile Vandervelde spreekt de soldaten toe aan het Belgisch front in 1914

In oktober-november 1914, toen het Belgisch leger een ultieme strijd voerde om de vijand achter de IJzer tegen te houden, was Vandervelde op het front aanwezig om, op verzoek van koning Albert, de soldaten aan te moedigen.

Met zijn luide redenaarsstem (dat was nodig in een tijd zonder luidsprekers) kon hij het lawaai van de ontploffende granaten overtreffen… ook al sprak hij alleen Frans.

Vandervelde ging ook de Belgische zaak verdedigen in het buitenland. In Parijs, in Washington (waar hij door president Wilson werd ontvangen) en in Londen, waar hij lange tijd verbleef.

Intussen was hij nog altijd voorzitter van de Internationale en probeerde hij de socialistische partijen tegen Duitsland op te zetten.

Emile Vandervelde (midden, met grote zwarte hoed.) bezoekt in Nederland geïnterneerde Belgische soldaten in 1917.  ( Collectie Amsab)

Daar was men in Duitsland niet tevreden mee. De vooraanstaande Duitse sociaaldemocraat Philipp Scheidemann vond dat dit een “zeer pijnlijke indruk” gaf van de voorzitter van de Internationale.

Vandervelde reageerde toen met een open brief aan Scheidemann waarin hij o.m. het volgende schreef wat de Belgische socialisten van de Duitsers dachten:

Onze volkshuizen in Tamines, Auvelais en Leuven werden verbrand. Onze volksvertegenwoordigers, onze gemeentelijke mandatarissen zijn, zoals de anderen, als gijzelaar genomen. Duizenden uit hun huis verjaagde arbeiders zijn in ballingschap moeten gaan.

Onze door stikgas vergiftigde soldaten spuwen bloed en sterven na verschrikkelijk lijden in de hospitalen in Vlaanderen.

Als mijn vrouw veertien dagen eerder teruggekeerd was uit de Verenigde Staten, zou ze verraderlijk zijn omgekomen met de Lusitania. Alles wat ik liefheb, lijdt.(…) “ .

Minister en voorzitter Internationale

Voor veel Belgen was het ook niet evident dat de voorzitter van de Internationale deel zou uitmaken van een Belgische regering.

Immers, de Duitse en Oostenrijkse socialistische partijen maakten nog altijd deel uit van de Internationale (de Duitse partij was zelfs de grootste van alle).

Ook al werd er niet meer samen vergaderd, het secretariaat van de Internationale hield nog contacten met alle partijen. Dat secretariaat stond onder leiding van de Belg Camille Huysmans en was bij het begin van de oorlog verhuisd van Brussel naar het neutrale Den Haag.

Toen ze begin 1916 tot minister zouden worden benoemd, werden Vandervelde en zijn twee liberale collega’s eerst ontvangen door premier de Broqueville. Er werd daarbij een soort regeerakkoord opgemaakt.

Daarop vroeg de Broqueville of Vandervelde zich nu niet "in verlof” kon stellen als voorzitter van de Internationale.

Emile Vandervelde ( rechts achteraan) tijdens een bijeenkomst van de Internationale in Amsterdam in 1904 (Collectie Amsab)

Vandervelde antwoordde dat hij, als hij niet tegelijk minister kon zijn en voorzitter van de Internationale, hij voorzitter van de Internationale zou blijven.

Er werd niet aangedrongen en Vandervelde moest niet kiezen. Toen hij de dag daarop in De Panne bij koning Albert de eed aflegde, zei de koning hem achteraf: “Ik verheug me dat u voorzitter van de Internationale bent. Dat kan nuttig zijn op het moment van de vrede.”

Vandervelde wist niet, dat de koning rond die tijd via zijn Beierse schoonfamilie contacten had met de Duitsers, met het oog op vredesbesprekingen, maar het was geen geheim dat de koning een compromisvrede verkoos.

Albert I had misschien hoop dat de socialisten hem hierbij zouden kunnen helpen !

Meest gelezen