Duitse spionage en sabotage in de VS

Eind 1915 wezen de Verenigde Staten twee Duitse diplomaten uit die zich hadden schuldig gemaakt aan spionage- en sabotage-activiteiten. De affaire verslechterde de relatie tussen Duitsland en de Verenigde Staten, die al slecht was na de torpedering van de Lusitania, eerder dat jaar. De bijzondere manier waarop de zaak aan het licht kwam, raakte pas later bekend.

De Amerikaanse overheid was er zich al een tijd van bewust dat Duitse militairen het neutrale Amerika gebruikten om in het geniep de Geallieerden te dwarsbomen. Als neutraal land – toen nog – konden de Verenigde Staten dat niet toelaten.

Al in 1914 had de Amerikaanse politie een Duits complot ontdekt om het Welland-kanaal in Canada, vlak bij de grens van de Verenigde Staten, op te blazen (als deel van het Britse Rijk was Canada toen in oorlog met Duitsland).

In februari 1915 ontplofte een lading dynamiet op een spoorwegbrug aan de grens tussen Canada en de VS. De dader bleek een Duits militair in burger te zijn. Er werden ook plannen ontdekt voor sabotage in Amerikaanse havensteden.

Het Wellingkanaal is een belangrijke schakel voor het scheepvaartverkeer langs de Grote Meren. Met de aanslag wilden de Duitsers vooral proberen het transport van Canadese troepen naar Europa te bemoeilijken.

Voor de regering van president Woodrow Wilson was dat voldoende reden om Duitsers en Duitsgezinden in Amerika in de gaten te houden.

Vreemd genoeg beschikten de Verenigde Staten toen niet over een echte Inlichtingendienst. Sterker nog: spionage was in vredestijd niet eens strafbaar.

Bij gebrek aan een echte contraspionage gaf president Wilson deze opdracht aan de Secret Service, die eigenlijk bedoeld was (en is) om de president te beschermen. Binnen deze geheime dienst werd een speciale ploeg opgericht om verdachte personen in de gaten te houden.

"Amerika is neutraal, maar niet bang", postkaart uit 1915.

De Amerikaanse neutraliteit betekende in theorie dat bedrijven goederen, ook wapens, mochten leveren aan alle oorlogvoerende partijen.

Maar het Amerikaanse bedrijfsleven was overwegend pro de Geallieerden en door de Britse maritieme blokkade was uitvoer naar Duitsland en zijn bondgenoten zo goed als onmogelijk. Tot grote woede en frustratie van Duitsland.

De vergeten aktetas

Op 24 juli 1914 schaduwden twee agenten van de Secret Service in New York de Duitse immigrant George Sylvester Viereck, uitgever van het pro-Duitse blad The Fatherland. Ze moesten nagaan met wie hij omging.

De twee geheime agenten, William Houghton en Frank Burke, zagen die dag hoe Viereck een ontmoeting had met een man die ze niet kenden. Een deftig geklede heer met een grote aktetas.

Samen begaven ze zich naar een station van de bovengrondse metro in Manhattan. Toen ze in een metrostel plaatsnamen, kwamen Houghton en Burke vlak bij hen zitten, in de hoop hun gesprek af te luisteren.

Op een gegeven moment stapte Viereck alleen van de metro, achternagezeten door Houghton, terwijl Burke in de wagon bleef zitten met de bedoeling de man met de aktetas verder te volgen.

Voorpagina van The Fatherland in augustus 1914. Het blad van Viereck, gefinancierd door de Duitse regering, verdedigde pro-Duitse standpunten en probeerde tegengewicht te bieden aan de sterke Britse en Franse propaganda

Tijdens de verdere rit legde de onbekende man de aktetas naast zich op de bank en verdiepte zich in een papier dat hij uit de tas had gehaald. Plots merkte hij dat het metrostel gestopt was in het station waar hij wou afstappen. Hij stond snel op, verliet de wagon en… liet de aktetas liggen.

Op het perron realiseerde hij zich dat hij zijn tas vergeten had, maakte snel rechtsomkeer en stapte opnieuw de wagon binnen. Maar intussen had Burke de tas gegrepen en de wagon langs een andere deur verlaten.

Een jongedame die alles had gezien, wees de man erop, en die zette de achtervolging in. Er volgde een hele achtervolgingsscène in het metrostation en vervolgens op straat, die eindigde toen Burke er in slaagde op een voorbijrijdende tram te springen.

Sensationele documenten

Eenmaal in veiligheid bracht Burke de aktentas naar zijn chef. Het bleek de tas te zijn van Heinrich Albert, de handelsattaché van de Duitse ambassade in Washington. Het was Albert die Viereck had ontmoet.

De documenten uit de tas werden vertaald en overgemaakt aan minister van Financiën McAdoo, die voor de Secret Service verantwoordelijk was. Wat hij onder ogen kreeg, was op zijn zachtst gezegd sensationeel.

Hieruit bleek dat Heinrich Albert voor tientallen miljoenen dollars aan geheime fondsen beheerde, waarmee de Duitse ambassade allerlei activiteiten financierde.

Zo hadden de Duitse diplomaten stakingen georganiseerd van dokwerkers in de haven en van arbeiders in fabrieken die munitie en andere strategische goederen aan de geallieerden leverden. Daarvoor zouden vakbondsleiders zijn omgekocht.

Heinrich Albert

De diplomaat Albert had ook via tussenpersonen een munitiebedrijf opgezet, waar de Geallieerden bestellingen bij plaatsten. Maar ofwel werd de munitie niet geleverd ofwel werden er artilleriegranaten bezorgd die defecten vertoonden en niet gebruikt konden worden.

Bovendien probeerde het bedrijf de volledige productie van toluol in de VS op te kopen, een stof die nodig is voor het maken van TNT, zodat deze springstof niet meer geproduceerd zou kunnen worden.

De aktetas bevatte ook kaarten van de Amerikaanse kust met gegevens over verdedigingswerken. Daarbij waren er plannen voor een Duitse invasie van de Verenigde Staten, door Albert zelf uitgewerkt.

Volgens dat plan moest een Duits leger bij verrassing landen bij New York om in de kortste keren de grootste stad en het financiële centrum van de VS in handen te krijgen.

Kleine brandbommen met een vertragingsmechanisme die de Duitse geheime dienst liet fabriceren. Van bij het begin van de oorlog werden die tussen de lading van schepen met bestemming Europa verstopt, vaak met hulp van dokwerkers van Ierse origine.

Op volle zee vloog de lading van de schepen in brand, soms zonken ze. Het duurde even voor de autoriteiten door hadden wat er aan de hand was ( archief CIA).

Maar wat moest de Amerikaanse regering met deze ophefmakende informatie doen? Ze kon moeilijk toegeven dat ze zelf documenten van een diplomaat had laten stelen. Bovendien wilde president Wilson de neutraliteit van de VS niet in gevaar brengen.

Wilson vond wel dat het publiek op de hoogte moest zijn van de Duitse complotten. Minister McAdoo gaf daarom de inhoud van de documenten door aan de hoofdredacteur van een grote Amerikaanse krant, de New York World.

Die mocht ze volledig publiceren, op voorwaarde dat er niet werd gezegd werd waar ze vandaan kwamen. Dat gebeurde dan ook. De publicatie veroorzaakte veel ophef en de Amerikaanse regering kon nu op basis van die krantenartikelen reageren.

Kop van de New York World van 15 augustus 1915: " Wat Duitsland heeft gedaan om de publieke opinie in de VS te beïnvloeden, de Geallieerden te dwarsbomen en munitie in handen te krijgen"

De krant publiceerde een deel van de correspondentie tussen Viereck en Albert. Viereck werd nadien uit verschillende organisaties uitgesloten en hij moest vluchten toen een menigte zijn huis bestormde

Diplomaten uitgewezen

In december 1915 eiste de Amerikaanse regering het vertrek van kapitein Franz von Papen, de militaire attaché van de Duitse ambassade in Washington.

Zijn betrokkenheid bij de organisatie van stakingen bleek duidelijk uit de papieren van Albert. Intussen had de politie ook ontdekt dat hij de opdrachtgever was van de bomaanslag op de spoorwegbrug.

Een andere geviseerde Duitser was de marineattaché, kapitein-ter-zee Karl Boy-Ed. Hij rekruteerde spionnen onder de zeelieden in New York.

Eerder was hij al betrokken in een zaak waarbij valse paspoorten werden verstrekt aan Duitse jongemannen die in de Verenigde Staten woonden, zodat ze gemakkelijker naar Duitsland konden vertrekken om daar in het leger dienst te nemen.
 

Kapitein Boy-Ed
Franz von Papen bij zijn (gedwongen) vertrek uit New York eind 1915

Nog meer bewijsmateriaal

Als diplomaten konden von Papen en Boy-End niet worden vervolgd. Ze konden alleen “personae non gratae” worden verklaard en gedwongen om het land te verlaten.

Ook toen de Britse marine het schip controleerde waarmee von Papen naar Europa terugkeerde, moest ze hem laten gaan, want ze moest zijn diplomatieke onschendbaarheid respecteren. Wel werd zijn bagage in beslag genomen. Daarin vonden de Britten bewijzen dat von Papen spionnen had betaald.

Von Papen en Boy-End waren al terug in Duitsland toen op 30 juli 1916 een enorme explosie een deel van de haven van New York verwoestte. Het munitiedepot op Black Tom Island waar zo’n duizend ton springstof werd bewaard, het grootste deel bestemd voor de Britse en Franse legers, ging de lucht in.

Er vielen bij wonder maar vijf doden, maar de schade was enorm. De ontploffing, met de kracht van een aardbeving van 5 op de Richterschaal, was tot in Philadelphia te horen en vernielde heel wat ruiten in Manhattan.

Het ging duidelijk om sabotage. De politie wist de zaak nooit volledig op te helderen, maar ontdekte wel betrokkenheid van Duitse geheime agenten en opnieuw leidde er een spoor naar Franz von Papen.

Schade in de haven van New York na de explosie

De gevolgen

Het schandaal had niet meteen gevolgen voor de officiële Duits-Amerikaanse betrekkingen. De Duitse ambassadeur in Washington zei niets van de illegale activiteiten af te weten.

President Wilson wilde het jaar daarop herkozen worden en ging propaganda voeren rond het feit dat hij Amerika buiten de oorlog had gehouden. Hij had dus redenen om niet onvriendelijk te worden.

De pers en de publieke opinie in Amerika reageerden wel negatief en werden meer uitgesproken anti-Duits.

Slechts een beperkt aantal Duitse agenten werden voor hun activiteiten gearresteerd. De bekendste was Franz von Rintelen, die betrokken was in de sabotageacties. Hij bracht enkele jaren in de gevangenis door, maar kreeg na de oorlog amnestie, vestigde zich in Engeland en schreef er spionageromans.

Franz von Rintelen
Kinderen bij een anti-Duits bord in Edison Park, Chicago (1916)

Diplomaten blijven buiten schot

Heinrich Albert, de man die zijn aktetas vergat, kreeg nooit last van de gevolgen van zijn nonchalance. Hij had zelfs tevergeefs – maar niet onder eigen naam - een advertentie in de krant laten zetten voor een verloren aktetas. Omdat het verhaal van de tas verborgen moest blijven, werd zijn naam in de affaire niet genoemd.

Albrecht bleef in de Verenigde Staten tot dat land in 1917 aan de oorlog tegen Duitsland ging deelnemen. Hij bekleedde nadien hoge functies in Duitsland en was van 1922-1923 minister van de Schatkist. Vanwege de affaire, intussen bekend geworden, kreeg hij wel de spotnaam “minister zonder portefeuille”.

Franz von Papen bracht het nog verder. Hij werd in 1932 kanselier van het Duitse Rijk en probeerde toen een autoritair regime te vestigen. Toen hij na enkele maanden al moest opstappen, ging hij met de nazi’s samenspannen en zorgde ervoor dat Hitler aan de macht kon komen. Hij zou onder het naziregime onder meer ambassadeur worden.

Kort na zijn vertrek uit de Verenigde Staten werd hij daar in vervolging gesteld wegens de geplande aanslag op het Welland-kanaal. De Amerikaanse justitie liet die aanklacht pas vallen toen hij kanselier werd.

De beschuldigingen tegen hem over de aanslag op Black Tom Island werden nooit hard gemaakt en von Papen heeft altijd elke betrokkenheid daarin ontkend.

De Bondsrepubliek Duitsland heeft na de Tweede Wereldoorlog 50 miljoen dollar schadevergoeding toegekend aan het bedrijf dat de installaties op Black Tom Island bezat. Het bedrag is pas in 1979 volledig uitbetaald.

Franz von Papen stond na de Tweede Wereldoorlog terecht in Neurenberg; samen met andere nazi-kopstukken, maar werd vrijgesproken

Meest gelezen