Ā©2014 brilk

Draadloze communicatie veranderde de oorlogsvoering

Van de vele technologische vernieuwingen die de Eerste Wereldoorlog kenmerken, is de radio een van de bekendste. De radio kende in de jaren voor de oorlog een spectaculaire ontwikkeling. In 1899 zorgde Marconi voor de eerste draadloze verbinding over het Kanaal en drie jaar slaagde hij erin om radioseinen over de Atlantische Oceaan te sturen.

Het ging toen nog steeds om draadloze telegrafie: het zenden en ontvangen van radiosignalen in de vorm van Morsetekens, via een seinsleutel.

De techniek van het overbrengen van geluiden via radiogolven (radiofonie), zat voor de oorlog nog in zijn kinderschoenen. In het voorjaar van 1914 was trouwens in BelgiĆ« een van de eerste experimenten met radio-omroep gehouden, met steun van koning Albert en koningin Elisabeth, waarbij de weinige bezitters van een radio-ontvanger konden luisteren naar een muziekuitvoering vanuit het Kasteel van Laken.Ā 

Het belang van de radio voor de oorlogvoering werd al snel duidelijk. Vooral op zee was het een revolutie. Voor het eerste keer konden schepen op grote afstand of bij slecht zicht communiceren In 1905, tijdens de Russisch-Japanse oorlog, behaalde de Japanse vloot van admiraal Togo een klinkende overwinning op de Russen in de Straat van Tsushima, onder meer omdat zijn schepen via draadloze telegrafie contact hielden.

De radio maakte het ook mogelijk schepen in volle zee te verwittigen dat er oorlog was uitgebroken. In tijd van oorlogsdreiging konden oorlogsschepen naar strategische posities varen om daar te wachten op instructies. Dat is precies wat in 1914 gebeurde.

Guglielmo Marconi, achter in de auto, nam kort nadat Italiƫ in 1915 de oorlog instapte, dienst in het Italiaanse leger. Hij werd, niet verrassend, het hoofd van de dienst voor draadloze telegrafie.

De snelle ontwikkeling van de draadloze telegrafie op schepen was deels te danken aan het militair belang ervan. Vooral Duitsland deed grote inspanningen.

De Duitse telecommaatschappij Telefunken zorgde ervoor dat zoveel mogelijk Duitse schepen met radio uitgerust werden (en zelfs buitenlandse schepen, maar dan wel met een Duitse telegrafistā€¦) .

Voor het overbruggen van de grote afstanden bouwde Duitsland in 1906 het eerste grote radiostation in Nauen bij Berlijn (dat nog steeds bestaat), met een 100 m hoge antenne. Intussen kregen de Fransen het idee om de Eiffeltoren te gebruiken als de grootste antenne ter wereld.

De zendmast van het radiostation van Nauen bij Berlijn in 1918

Verbindingen met de kolonies overzee

Deze grote zenders hadden ook tot doel om contact te houden met de overzeese bezittingen. Ook hierin deden de Duitsers grote inspanningen, want ze beseften dat hun kolonies in Afrika en de Stille Oceaan in geval van oorlog afgesloten zouden zijn.

De radiostations in de kolonies zorgden dan weer voor communicatie met de Duitse schepen in de Indische en de Stille Oceaan. Daarom werden de radiostations in de Duitse kolonies in de oorlog een belangrijk doelwit van vijandelijke aanvallen.

Het Duitse zenderpark werd ook gebruikt om in geval van oorlog contact te houden met Duitse diplomatieke posten en handelskantoren overzee.

In die tijd verliep een groot deel van de communicatie met Amerika via onderzeese telegraafkabels. De allereerste oorlogsdaad van Groot-Brittanniƫ was dan ook het doorsnijden van de Duitse onderzeese kabels, zodat Duitsland de hele oorlog door aangewezen was op radioverbindingen.

De Duitsers hadden daarom een eigen radiostation gebouwd in de buurt van New York, dat berichten uit Duitsland ontving en ze doorstuurde naar de rest van het Amerikaanse continent. Toen de VS in 1917 de oorlog aan Duitsland verklaarden, sloten ze uiteraard dit station, maar intussen waren de installaties van Nauen krachtig genoeg om Zuid-Amerika te bereiken.

Het radiostation van Kamina in de Duitse kolonie Togoland. Die viel al eind augustus 1914 in Britse en Franse handen.Ā Togo is het eerste land waar de Britten tijdens de Eerste Wereldoorlog vochten, nog voor het eerste optreden van Britse troepen in Europa.

Radio bij de landoorloog

Bij de landstrijdkrachten was het gebruik van de radio in het begin van de oorlog eerder beperkt. Al in 1900 had het Britse leger draadloze telegrafie gebruikt tijdens de Boerenoorlog in Zuid-Afrika, maar de apparaten vertoonden zoveel technische mankementen dat er snel afstand van gedaan werd.

De afkeer van de Britse landstrijdkrachten voor wirelessĀ communicatie was er nog in 1914. De Britse interventiemacht in Europa beschikte toen over welgeteld vier radiotoestellen.

Bij de Duitsers lag het anders. Die maakten bij hun offensief van augustus 1914 vrij intensief van de draadloze telegrafie gebruik en hadden legereenheden uitgerust met mobiele zendapparaten. De Duitse legers moesten zich immers in vijandig gebied begeven, waar de Fransen en de Belgen alle telefoonlijnen vernielden.

Maar in de eerste fase van de oorlog, toen het nog om een bewegingsoorlog ging, speelden koeriers te paard nog een hoofdrol in de communicatie.

Duitse troepen zetten een mobiel zendstation op ( circa 1918)

Veldtelefoons

Toen de Duitse opmars tot stilstand kwam en de loopgravenoorlog zich ontwikkelde, was de draadloze telegrafie niet zo geschikte voor het overbrengen van berichten tussen de loopgraven en de achterste linies.

Men gebruikte postduiven, koeriers of optische signalen (vlaggen of lampen), en als het kon telegrafie en telefonie via draden. Vooral de veldtelefoon kende succes.

Telefoneren was snel en handig. Commandanten konden rechtstreeks met elkaar converseren, zonder dat er een telegrafist voor nodig was. Telefoonkabels werden gelegd in de gangen tussen de loopgraven, of begraven.

In de praktijk was een lijn die een twintigtal centimeter onder de grond lag voldoende beschermd tegen de meeste granaatinslagen. Naarmate de loopgravenoorlog aanhield, werden vaak complexe telefoonnetwerken aangelegd, zodat men via een andere lijn een verbinding kon hebben als de normale lijn was beschadigd.

Ā©2014 brilk

Telefoonpost aan het Belgische front in 1915. De soldaten dragen de eerste primitieve gasmaskers.

Echt discreet waren die verbindingen niet. Aan beide zijden van het front werden al snel incerceptielijnen aangelegd die door inductie de lijnen van de vijand konden afluisteren. Op die wijze werd soms belangrijke informatie bekomen. Op die wijze vernamen de Duitsers details van het Somme-offensief in 1916.

Deze indiscreties werden uiteindelijk belet door nieuwe apparatuur, zoals de Fullerphone (genoemd naar de Britse uitvinder), een (draad)telegraaf - later ook telefoon - die met heel zwakke stroomsterktes werkte, en niet kon worden afgeluisterd.

Bij een aanval werden de bestormers vaak gevolgd door speciale transmissietroepen, die de veroverde positie meteen met telefoonlijnen moesten verbinden. Deze troepen leden vaak zeer zware verliezen, terwijl de kabels snel beschadigd werden.

Draadloze communicatie aan het front was een uitzondering. Het gebruik van radioā€™s bij gevechten was over het algemeen omslachtig en moeilijk.Ā  Pas in de latere oorlogsjaren kwam er radio-apparatuur die compact en stevig genoeg was om in gevechten te worden gebruikt.

Tijdens de slag bij Cambrai (1917) waren sommige Britse tanks uitgerust met radioā€™s. EĆ©n tank was trouwens belast met het leggen van telefoonlijnen.

De rol van de radio in de luchtvaart was in de Eerste Wereldoorlog nog bescheiden, maar niet onbelangrijk. In de jaren voor de oorlog was er al mee geƫxperimenteerd. Verkenningsvluchten in de lucht zouden des te nuttig zijn als de waarnemingen meteen naar het hoofdkwartier konden worden doorgeseind.

In 1914 waren er vooral luchtschepen (bestuurbare ballons, zoals de Duitse Zeppelins) met draadloze telegrafie uitgerust, omdat die over voldoende ruimte en laadvermogen beschikten om de apparatuur en telegrafist mee te nemen. Er moesten wel voorzorgen worden genomen dat elektrische stromen van de radio-installatie niet in contact kwamen met het zeer brandbare waterstofgas in de ballons!

Op een Brits schip voor de Belgische kust wordt een observatieballon opgeblazen om artilleriebeschietingen te observeren en begeleiden. Vanuit een mand onder de ballon geeft de observator zijn gegevens door via een telefoon.

Vliegtuigen met radio vormden in het begin van de oorlog nog een zeldzaamheid. Her was wachten op sterkere motoren en lichte, compacte radiotoestellen (aanvankelijk wogen ze nog 40 kg) . Vanaf 1915 kwamen ze steeds meer voor, toen vliegtuigen de ā€œogen van de artillerieā€ werden.

Vanuit de lucht moest de positie van de doelwitten voor de zware kanonnen worden vastgelegd. Sommige vliegtuigen werden daarvoor met radio uitgerust. Meestal ging het om tweezitters met een piloot en een waarnemer. Deze laatste zond met een seinsleutel de positie door via een afgesproken code, een soort vereenvoudigde versie van het Morse-alfabet.

Nog in 1915 ontwikkelden de Britten het eerste vliegtuig waar de piloot met een koptelefoon gesproken instructies vanaf de grond kon horen. Zelf spreken was er nog niet bij.

Onnodig te zeggen dat de radiotechniek tijdens de oorlog reuzensprongen maakte. De toestellen werden steeds lichter, handiger en krachtiger. Dat laatste door de opmars van de radiolamp.

Belgisch observatievliegtuig in 1918 uitgerust met een klein draadloos telegrafietoestel ( midden op de onderste vleugel, detail op de foto hier onder)

Oorlog in de ether

Behalve voor het zenden van berichten werd de radio ook gebruikt als navigatiebaken. Schepen en luchtschepen konden zich oriƫnteren op de positie van zenders. Voor de navigatie van de zeppelins tijdens hun raids op Frankrijk, Engeland en Rusland, bouwden de Duitsers trouwens speciale antennes.

Anderzijds ontwikkelde zich de radiodetectie. Door richtingsgevoelige antennes werd het mogelijk de positie van een vijandige zender te bepalen, wat bijzonder nuttig was voor het opsporen van schepen, duikboten, enzovoort.

Natuurlijk werden vijandige zenders massaal afgeluisterd. Onderschepte radioberichten waren ā€“ mits ze konden worden gedecodeerd ā€“ uiteraard bijzonder nuttig voor de inlichtingendiensten. Die konden daaruit nog andere informatie afleiden dan alleen de inhoud van het bericht.Ā 

Zo werd ontdekt dat elke radiotelegrafist de seinsleutel op zijn eigen wijze hanteerde: de duur en het ritme waarmee de Morsetekens elkaar opvolgden, waren typisch voor man achter de zender. Uit dit ā€œMorse-handschriftā€ konden de afluisterdiensten de verschillende telegrafisten herkennen en dus de zender identificeren.

In deze telefooncentrale in Parijs kwam alle informatie binnen over naderende Zeppelins en werd de strijd tegen de Duitse luchtschepen boven de Franse hoofdstad gecoƶrdineerd.

En nog voor het begin van de oorlog waren er technieken bekend om radiosignalen te verstoren. Deze werden met succes gebruikt tegen de Duitse zeppelins.

Met hun radioberichten verraadden de zeppelins hun positie. In de zones waarboven ze vlogen, traden stoorzenders in actie die communicatie en radio-navigatie onmogelijk maakten.

De Franse militaire radiodienst deed er nog een schep bovenop : een Franse zendpost gaf zich uit voor een Duitse radiozender die valse instructies naar de zeppelins stuurde. Op die wijze mislukte de opdracht van een aantal Duitse luchtschepen. Een ervan verdwaalde zelfs en verdween spoorloos boven de Middellandse Zee.

"Afluistereenheid" van het Belgische leger in Calais

Meest gelezen