15 tot 21 juli 1915: Britse vrouwen betogen voor de oorlog

Op 17 juli 1915 kwamen in Londen 30.000 vrouwen op straat. Ze eisten het recht op om te gaan werken in de oorlogsindustrie en riepen hun mannen en zonen op om dienst te nemen in het Britse leger.

Tot de betoging wordt opgeroepen door de Women's Social and Political Union van de bekende feministe Emmeline Pankhurst. De manifestatie krijgt de volle steun van de Britse regering en minister voor de munitieproductie Lloyd George is een van de sprekers.

De regering wil ook zo veel mogelijk vrouwen inzetten bij de haperende oorlogsindustrie. Bij veel ondernemers en ook vakbonden is er daar nog veel weerstand tegen.

Links Emmeline Pankhurst voorop in de betoging, rechts minister David Lloyd George spreekt de vrouwen toe (The Illustrated War news, 21 juli 1915).

Naar verluidt hebben de beweging van Pankhurst en de regering een akkoord gesloten: in ruil voor de vrijlating van enkele suffragettes die gevangen zitten voor gewelddadige acties voor de oorlog, zal de Union zich volledig inzetten voor de Britse oorlogsinspanningen.

De vrouw op blote voeten en met verscheurde vlag, in het midden, moest tijdens de manifestatie het vertrapte België voorstellen, de andere twee vrouwen Frankrijk en Groot-Brittannië (The Illustrated War News, 21 juli 1915).

De andere, grotere, vrouwenrechtenbeweging, de National Union of Women's Suffrage Societies, wil zich niet laten inschakelen in de Britse oorlogspropaganda.

Ze vraagt haar leden wel te helpen om gewonde soldaten te verzorgen, maar wil haar mannen, broers en zonen niet oproepen om dienst te nemen in het leger.

Filmbeelden van de manifestatie vindt u hier  bij het Nederlandse filmarchief Eye, vanaf 3:49 (ten onrechte worden de beelden in 1916 geplaatst).

Eerste stap naar dienstplicht in Groot-Brittannië

Het Britse parlement heeft een wet aangenomen die een eerste stap vormt naar de invoering van de dienstplicht. In tegenstelling tot de meeste landen op het continent heeft Engeland nooit een vorm van dienstplicht gekend.

Naast een grote vloot was een klein beroepsleger voldoende om de Britse eilanden en het koloniale rijk te verdedigen. Toen de oorlog begon, deed minister van Oorlog Lord Kitchener beroep op vrijwilligers.

Britse recruteringsposters uit 1915: de veteraan betreurt dat hij niet kan vertrekken, uw "vrienden" aan het front hebben u nodig (Collectie Posters WOI, Library of congress).

Daarvoor werden massale wervingscampagnes gevoerd. Meer dan 2,5 miljoen Britten hebben sindsdien vrijwillig dienst genomen. De sociale druk om zich te melden was dan ook zeer groot.

Maar aan het huidige tempo melden zich te weinig jonge mannen om voor voldoende verse troepen te zorgen. De nieuwe wet voert een registratie in van burgers die eventueel voor militaire dienst in aanmerking komen.

Tot nu toe bestonden er geen registers van de bevolking. De regering zegt nog altijd te hopen dat er zich voldoende manschappen vrijwillig melden om niet tot verplichte rekruteringen over te gaan. Maar intussen worden alvast de voorbereidingen getroffen.

Alle middelen zijn goed om mannen te overtuigen om dienst te nemen, hier betogen de kinderen met de vraag: "Mijn vader is aan het front, waar is de jouwe?" ( The Illustrated War News, 14 april 1915).

21 juli onder Duitse bezetting in België

In een groot deel van bezet België zijn op 21 juli de winkels, cafés, restaurants en openbare gebouwen gesloten gebleven. Zelfs in vele woningen gingen de rolluiken niet open. Daarmee wordt het verbod om de nationale feestdag te vieren omzeild.

In Brussel vond een uitbarsting van patriottisme plaats. De Sint-Goedelekerk zat stampvol voor een plechtige mis, die het traditionele Te Deum verving. Zelfs niet-gelovigen zouden aanwezig zijn geweest. Op het einde speelde het orgel de Brabançonne en begon iedereen spontaan mee te zingen.

Veel Brusselaars gingen op het Martelarenplein bloemen neerleggen op het monument van de helden van 1830. De weinige restaurants die open waren, sloten onder druk van de menigte. Er was zoveel volk op straat, dat er Duitse troepen met machinegeweren op de boulevards post namen.
 

Bloemen aan de voet van het monument voor de helden op het Martelarenplein in Brussel (uit Pays de France, 1916).

In Antwerpen hebben burgers op 21 juli op verschillende plaatsen gemanifesteerd. Op het Leopoldplein probeerden mensen in feestkledij het standbeeld van Leopold I te beklimmen, maar dat werd verhinderd door politiemannen en Duitse militairen. Bij het koninklijk paleis op de Meir zijn veel bloemen gelegd, en toen de Meir werd afgezet trok het volk naar de Keizerlei en daarna naar de Groenplaats.

Pas toen burgemeester De Vos de menigte vroeg om naar huis te gaan, want de stad riskeert zware boetes, werd het rustig.

Voor de volgende feestdag, de verjaardag van koningin Elisabeth op 25 juli, heeft de bezetter alvast zware bewegingsbeperkingen in de stad uitgevaardigd (Stadsarchief Antwerpen).

De vele Belgen in ballingschap, zoals hier onder in het Franse Marseille en Chatellerault hebben ook de nationale feestdag gevierd met grote optochten ( Excelsior, 29-07-1915, BnF Gallica).

Nieuwe Duitse opmars in het oosten

Sinds 13 juli voeren de Duitse en Oostenrijks-Hongaarse legers een nieuw offensief aan het oostelijk front. De vorige maanden werden de Russische legers teruggedrongen uit de Oostenrijkse gebieden die ze eerder hadden veroverd, en uit een groot deel van Litouwen, in het noorden.

Daardoor is het Russische deel van Polen langs drie zijden omringd door de Centrale Mogendheden. De Duitse generale staf wil van de zwakke positie van de Russen gebruikmaken om hen verder terug te dringen. De aanvallen zijn geconcentreerd op de rivieren de Wistula en de Narev.

Oostenrijks-Hongaarse militairen bewijzen de laatste eer aan gesneuvelden, vriend en vijand (Oostenrijkse Nationale Bibliotheek).

De aanval is dan ook een Duits succes. De legergroep van veldmaarschalk von Mackensen heeft nabij Krasnotav (niet ver van Lublin) een bres in de verdediging geslagen en 15.000 Russen gevangengenomen.

Intussen hebben de Duitsers langs de Baltische kust de stad Windau (Lets : Ventspils) in Koerland veroverd.

De Duitse keizer Willem II op bezoek bij zijn zegevierende troepen aan het Oostfront, uiterst rechts generaal von Mackensen. Uit het Duitse propagandablad in 7 talen, Welt im Bild, nr 20, 1915).

De situatie aan het oostelijk front staat in schril contrast met die aan het westelijk front, waar nu al maanden nauwelijks iets in beweging is.

Maar in het oosten zijn de afstanden veel groter, de legers minder geconcentreerd en de wegen veel slechter. Een echte loopgravenoorlog voeren, is er onmogelijk.

Links, Duitse genietroepen herstellen een van de vele door de Russen bij hun terugtocht vernielde bruggen. Rechts, uitgelaten Duitse en Oostenrijks-Hongaarse militairen samen boven op een treinwagon. Welt im Bild, 14 en 21 juli 1915.
Duitse militaire artsen verzorgen kinderen in het veroverde Russisch Polen (Welt im Bilt, nr 20, 1915).

Frans offensief in de Vogezen

Toch is aan de zuidelijke kant van dat front sinds 20 juni een beperkte geallieerde aanval begonnen, de eerste sinds het mislukte offensief in Artesië.

De Fransen voeren een aanval op Le Linge, een duizend meter hoge bergtop in de Vogezen. Dit gebied wordt voornamelijk door oudere Duitse soldaten (de Landwehr) verdedigd, maar het is zwaar versterkt.

"De Franse furie": Franse militairen bestormen een Duitse loopgraaf. tekening uit Le Monde Illustré, 10 juli 1915 (BDIC).

Slechts een paar Franse divisies worden ingezet in dit berggebied. De Fransen hopen hiermee een bres te slaan in de Duitse linie op de Vogezen en door te dringen naar de Elzas.

Franse militairen laten, ergens in de Vogezen, granaten naar beneden glijden tussen twee ontschorste boomstammen (Le Monde Illustré, 7 augustus 1915).

Meest gelezen