Zwitserse hulp voor kinderen uit de Westhoek

Meer dan een miljoen Belgen vluchtten als gevolg van de Duitse invasie van 1914 naar het buitenland, vooral naar de buurlanden. De meesten keerden in de maanden daarop naar huis terug, maar een jaar na het begin van het conflict verbleven er naar schatting meer dan 200.000 Belgische vluchtelingen in Frankrijk, circa. 200.000 in Groot-BrittanniĆ« en circa 100.000 in Nederland. Een bijzonder geval was Zwitserland. Dat land bleef tijdens de oorlog strikt neutraal en lag relatief veraf, maar ving toch zoā€™n 9.000 Belgen op, vooral kinderen uit de Westhoek.

Deze aanwezigheid van ā€œKinderen van de IJzerā€ is in de eerste plaats te danken aan een nu vrijwel vergeten Zwitserse dame: Mary Widmer-Curtat. Deze echtgenote van een vooraanstaande arts uit Lausanne deed op 5 oktober 1914 een oproep in de plaatselijke pers om iets te doen voor de Belgische vluchtelingen.

Aanleiding vormden uiteraard de krantenberichten over het droevige lot van de Belgische bevolking. Een zestigtal personen antwoordde positief op deze oproep en enkele dagen nadien ontstond in Lausanne een hulpcomitƩ van het kanton Vaud, met mevr. Widmer als voorzitter.

Al op 24 oktober riep ze vertegenwoordigers van comitĆ©s van andere Zwitserse kantons samen. Hieruit ontstond een ComitĆ© Central de lā€™Oeuvre dā€™ hospitalisation des refugiĆ©s belges. Opnieuw werd de dame uit Lausanne voorzitter.

Mary Widmer-Curtat

Belgische kinderen in de Zwitserse school van Vaulruz

Voorkeur voor kinderen

Vanaf het begin was het vooral de bedoeling kinderen te helpen. Eind november hadden de comitƩs in totaal 4.684 opvangplaatsen klaar, waarvan 3.700 voor kinderen. Om ze te onderhouden, werden geldomhalingen georganiseerd en kleren ingezameld.

Op 6 december 1914 kwam een eerste konvooi met vluchtelingen aan. In de eerste oorlogswinter zouden 766 Belgen in een college in Lausanne verblijven.

Maar terwijl de liefdadige Zwitsers zich voorbereidden op kinderen zonder ouders bleek die eerste groep vooral uit gezinnen met kinderen te gaan. Bovendien waren er onder de vluchtelingen ook mannen die naar Zwitserland kwamen om aan de Belgische dienstplicht te ontsnappen.

In maart 1915 werd beslist een groep kinderen die in Harderwijk (Nederland) verbleven, naar Zwitserland over te brengen.

De doorbraak kwam er toen Mary Widner een bezoek bracht aan de Belgische koningin Elisabeth. Ze kende immers de koningin persoonlijk , sinds die kort voor de oorlog tweemaal naar Zwitserland was gekomen om zich in de kliniek van haar man te laten behandelen. Elisabeth steunde daarop openlijk een plan om Belgische kinderen in de frontstreek een opvangplaats in Zwitserland aan te bieden.

De overbrenging werd het werk van Georgie Fyfe. Deze energieke Schotse verpleegster, die naar de Westhoek was gekomen voor het Schotse Rode Kruis, was sinds begin 1915 door het Britse leger belast met het evacueren va de burgerbevolking uit het frontgebied.

In maart 1915, evacueerde ze honderden burgers uit Ieper, vlak voordat daar de verwoestende Duitse aanval zou plaatsvinden.

Georgie Fyfe met Belgische kinderen in Neuilly-sur-Seine bij Parijs

De door miss Fyfe geleide hulporganisatie ā€œLe Foyer Ć©cossaisā€ richtte zich vooral op de kinderen in de gevaarlijke frontzone van de Westhoek.

Met de financiĆ«le steun van het Rode Kruis richtte ze tijdens de oorlog ook eigen opvanghuizen op in Andinkerke, Hazebrouck (Frans-Vlaanderen) en Neuilly-sur-Seine bij Parijs. Ook stichtte ze een crĆØche in Watou en een kraamkliniek in Vinkem.

In juni en juli 1915 vertrokken de eerste konvooien met in totaal 154 kinderen uit de Westhoek richting Zwitserland. Op het einde van dat jaar waren er al 800 kinderen ondergebracht.

Eind 1916 was dat aantal gestegen tot 960 en in oktober 1917 bevonden er zich liefst 2.000 Belgische kinderen onder de hoede van de Zwitserse hulpcomitƩs, maar die kwamen lang niet allen meer uit de Westhoek.

Zo werden er in 1916 zoā€™n 600 kinderen uit Franstalig BelgiĆ« naar Zwitserland overgebracht, uiteraard met instemming van de Duitse bezetter.

Jonge Belgische vluchtelingen in Parijs

De reis naar Zwitserland

De ā€œkinderen van de koninginā€, zoals ze soms werden genoemd, vertrokken meestal uit de stations van Adinkerke en Hazebrouck en gingen eerst naar Parijs, waar vluchtelingen in de bekende feestzaal Salle Wagram konden verblijven.

Soms overnachtten ze in de tehuizen van Miss Fyfe in Neuilly, in afwachting van het vertrek naar Zwitserland. Na aankomst in het station van Lausanne kregen de kinderen meteen een douche, gevolgd door een grondig medisch onderzoek.

Zieke kinderen werden in een ziekenhuis opgenomen. Er vonden ook inentingen plaats. Nadat de kinderen nieuwe kleren hadden gekregen, werden ze doorgestuurd naar hun definitieve opvang.

In het begin werd de grote meerderheid van de kinderen bij gastgezinnen geplaatst meestal in de kantons Fribourg, GenĆØve, Valais en Vaud. Die kregen dan een vergoeding, betaald uit giften van mensen die geen kinderen konden onderbrengen.

Ook de Amerikaanse Rochkefeller Foundation subsidieerde een aantal pleeggezinnen. De kinderen gingen naar gewone Zwitserse scholen.

Na een tijd bleek hun kennis van de moedertaal en hun vaderlandsliefde af te nemen. Daarom organiseerde het hulpcomitƩ van Fribourg wekelijks lessen door leerkrachten in godsdienst, aardrijkskunde en geschiedenis.

Kinderen in uniform voor het kasteel van Vaulruz en enkele begeleidsters, zusters van de orde van Sint Vincentius a Paulo

Tehuizen

Toen er steeds meer kinderen arriveerden, werd het aantal pleeggezinnen onvoldoende. Daarom werden er ā€˜tehuizenā€™ en ā€˜kostscholenā€™ opgericht.

Midden 1916 komt het tot afspraken tussen Mary Widmer, Georgie Fyfe (als vertegenwoordiger van koningin Elisabeth) het hulpcomitƩ van het kanton Fribourg en de Rockefeller Foundation, waarbij deze laatste de kosten op zich neemt voor het verblijf van 500 Belgische kinderen.

De Rockefeller Foundation zou ook het personeel betalen, inclusief leerkrachten. Die kinderen werden dan ook door de plaatselijke bevolking ā€œde Rockefellersā€ genoemd.

Op die wijze worden een vijftal instellingen opgericht in het kanton Fribourg: het kasteel van Vaulruz (voor 130 jongens), de Villa Saint-Joseph Le Guintzet in Fribourg (voor 85 meisjes), het Instituut van Villars-les-Joncs bij Fribourg (60 jongens ), de New Villa La PouponniĆØre te Fribourg (54 kleine kinderen, met een kleuterschool) en het ChĆ¢let Edelweiss in Lysin, een sanatorium voor een vijftiental kinderen.

De kinderen kregen er les in het Frans en het Nederlands. In de buurt van Vaulruz werd eind 1917 ook een technische school opgericht. De oudere meisjes van het Institut Saint-Joseph kregen een culinaire opleiding en hielpen dan ook bij het maken van de maaltijden.

De school van Saint-Joseph stond vanaf het begin onder toezicht van Belgen. Vanaf 1917 was dat ook het geval voor die van Vaulruz.

In Vaulruz werd aanvankelijk les gegeven door zusters van de Orde van Sint-Vincentius a Paulo. Vanaf 1917 werd die taak overgenomen door Belgische militairen. Het ging om voormalige krijgsgevangenen die na tussenkomst van het Rode Kruis in Zwitserland waren geĆÆnterneerd. Ze mochten dus niet naar huis terug en konden zich op die wijze nuttig maken.Ā 

Daarnaast was er de villa Le Servan in Lausanne die door een dame werd gekocht en als tehuis ingericht. Er verbleven een veertigtal kinderen onder verantwoordelijkheid van het Zwitsers Centraal ComitƩ.

Een ander initiatief kwam van een Zweeds hulpcomitƩ in Zwitserland, dat geleid werd door de Zweedse dame Glasell-Anderson. Dat ontfermde zich over protestantse kinderen uit Belgiƫ en richtte daarvoor drie tehuizen in, twee in Lausanne en omgeving, en een in de buurt van Locarno.

Copies of material in the Rockefeller Archive Center are provided as a service to expedite research and lessen wear on documents

Villa Saint Joseph in Guinzet-Fribourg

Vooral Franstalige Zwitsers

Alles tezamen was de Zwitserse hulp aan Belgische kinderen indrukwekkend, te meer daar die uitsluitend op privƩ-initiatieven gebaseerd was.

De Zwitserse regering moest haar neutraliteit respecteren, maar Zwitserse burgers konden zich wel engageren. Opmerkelijk is wel dat de steun vrijwel beperkt bleef tot Romaans Zwitserland, hoewel er ook in het Duitstalige kanton Luzern een hulpcomitƩ was.

Dat kwam voor een groot deel door de invloed van Mary Widler uit Lausanne, maar wellicht nog meer omdat de Franstalige Zwitsers zich richtten op Franstalige media en daardoor gevoeliger waren voor hetgeen de bevolking van het neutrale Belgiƫ overkwam.

De Duitstalige Zwitsers waren veel meer geneigd de Duitse versie van de feiten te geloven. Die sympathie ging overigens verder dan het verstrekken van humanitaire hulp.

Tijdens de oorlog hebben ongeveer 10.000 vrijwilligers uit Romaans Zwitserland zich gemeld voor het Franse leger.

Meer informatie over de opvang van Belgische kinderen in het buitenland tijdens de Eerste Wereldoorlog vindt u hier.

Meest gelezen