Mechelen afgesloten van de buitenwereld

In juni 1915 sloot de Duitse bezetter Mechelen bijna twee weken helemaal af. De stad werd volledig geïsoleerd. En dat veroorzaakte in de buitenwereld grote onrust.

Dit is een bijdrage van Geert Clerbout, VRT-programmamedewerker, Mechelaar en auteur van "Oorlog aan de Dijle"

2 juni 1915. Op bevel van Moritz von Bissing, Gouverneur-generaal van het bezette België, wordt het Mechelse Pass-Amt gesloten. Niemand mag Mechelen in of uit.

Burgers kunnen geen reispassen meer krijgen en in een straal van een tiental kilometer rond de stad – van de Verbrande Brug tot Duffel – wordt alle verkeer met personen of landbouwvoertuigen, fietsen, auto’s, trams, of per schip, onvoorwaardelijk verboden.

Tramrails worden aan alle uiteinden van de perimeter opgebroken, zodat er geen enkele tram Mechelen in of uit kon. Mechelen wordt van de buitenwereld geïsoleerd.

Duitse soldaten in het station van Mechelen, op weg naar het front, oktober 1914

De reden van deze drastische en eerder ongewone strafmaatregel ligt bij de mislukte heropening van de Centrale Werkplaats van de Belgische Spoorwegen, in de volksmond gekend als ’t Arsenaal.

Voor de Duitse oorlogseconomie was die heropening van groot belang. Sinds het vastlopen van het Belgische front in de Westhoek deden de Duitsers er alles aan om het zwaar beschadigde spoornet in het bezette België te herstellen.

Mechelen speelde daarbij een belangrijke rol. Duitse troepen en materieel werden vanuit het Ruhrgebied over Luik en Leuven tot Mechelen gebracht, vanwaar ze via Gent en Brugge richting front spoorden.

In Mechelen moesten treinen worden samengesteld, hersteld, en onderhouden. Maar dat vraagt personeel. Veel personeel.

Grote en kleine locomotief in het Arsenaal in Mechelen

De stad Mechelen was in de zomer van 1914 voorzienend genoeg om te weten dat mocht de stad door de Duitsers worden bezet, het Arsenaal een belangrijke schakel zou kunnen worden voor de organisatie van het Duitse leger in België.

De Centrale Werkplaats sloot haar deuren op 17 augustus 1914, nadat het wekenlang zoveel mogelijk treinen had klaargemaakt voor troepen- en materiaalvervoer.

Nadien zette de stad alle Mechelse Arsenaalarbeiders die niet ingelijfd waren in het Belgische leger gratis over naar het Verenigd Koninkrijk. Op die manier zouden zij later – bij een eventuele bezetting – niet kunnen worden opgevorderd om in dienst van de Duitsers weer aan de slag te gaan in het Arsenaal.

Die maatregel miste zijn effect niet. Tegen de tijd dat de Duitsers hun zaken op orde hadden om het Arsenaal weer te heropenen, was er in de verre omgeving geen Arsenaalarbeider meer te bekennen.

De dagelijkse parade van Duitse soldaten op de Grote Markt van Mechelen

Op 8 mei 1915 wordt de Mechelse burgemeester Charles Dessain ontboden bij Kreischef von Wengersky en Zivilkommissar von Abel om te vergaderen over de heropening van het Arsenaal.

De Duitse gezagsdragers eisen een lijst van vierhonderd voormalige Arsenaalmannen, met naam, adres, leeftijd en familieomstandigheden.

Dessain weigert op de vraag in te gaan, omdat ze indruist tegen de Conventies van Den Haag, waar werd beslist dat burgers uit bezet gebied door de bezetter niet mogen worden ingeschakeld in de oorlogsindustrie.

Er wordt druk uitgeoefend op Dessain en uiteindelijk wordt er een compromis bereikt: de stad zal een oproep uithangen, maar levert geen lijst in bij de Duitsers.

Voormalige Arsenaalarbeiders die zich geroepen voelen, mogen zich melden bij de Centrale Werkplaats, officieel om rijtuigen klaar te maken voor het toenemende personenvervoer in België.

Oproep van burgemeester Dessain aan de Arsenaalarbeiders

De oproep bleef quasi zonder gevolg en wanneer ook een verhoogd loon niet voldoende arbeidskrachten aanbrengt, wordt Dessain nogmaals ontboden. Hij wordt verplicht om een lijst op te maken, zodat de Duitsers zelf op zoek kunnen gaan naar de voormalige werklieden.

Gekrenkt in zijn eer en balancerend op de dunne lijn tussen patriottisme en arrogantie, bezorgt Dessain de Duitsers de gegevens van vierhonderd mannen waarvan de burgemeester weet dat ze dood, gehandicapt of niet in de stad aanwezig zijn.

De Duitsers zijn woedend en schakelen generaal von Bissing, hoofd van het bezette België en rechtstreeks dienend onder keizer Wilhelm II, in. Het wordt een nationale zaak.

Von Bissing wil een snelle oplossing. Hij dreigt met een isolement van de stad als het Arsenaal niet snel heropent en amper vijf dagen na zijn eerste dreigement, voegt hij de daad bij het woord. Twaalf dagen lang werd Mechelen van de buitenwereld afgesloten.
 

Bevel van freiherr von Bissing om Mechelen af te sluiten van de buitenwereld

Op 14 juni heropende het Arsenaal en werd er een einde gemaakt aan de isolatie. De zaak liep af met een sisser.

Het Mechelse stadsbestuur hield het been stijf, maar kon niet verhinderen dat de activiteiten in het Mechelse Arsenaal toch werden hervat.

Die werkkrachten kwamen voornamelijk van buiten Mechelen, uit de brede regio. Maar ook heel wat Mechelaars kozen eieren voor hun geld en gingen werken. Er was voor velen nu eenmaal de economische noodzaak, er was amper werk…

Het Arsenaal heeft gedurende de rest van de oorlog vrijwel op volle kracht gedraaid. De Duitsers gebruikten de faciliteiten van de Centrale Werkplaats inderdaad voor oorlogsdoeleinden.

Het centrum van Mechelen, voorjaar 1915: een marktje tussen verwoeste huizen

Tijdens de isolatie van Mechelen werd er overal in de geallieerde wereld bericht dat er in Mechelen een opstand was uitgebroken waarbij zevenhonderd burgers werden gedood.

De stad zou bovendien zijn omringd met een elektrische draadversperring, zodat niemand er in of uit kon. Dat bleek een fabel die enkele weken later in alle kranten werd rechtgezet.

Wie weet dat er tijdens de Eerste Wereldoorlog in Groot-Brittannië meer dan 12.000 Mechelaars verbleven wiens enige contact met het thuisfront de berichtgeving in de krant was, kan zich inbeelden wat deze kwakkel daar teweeg heeft gebracht.

Het hele verhaal van de isolatie van Mechelen is een illustratie van de moeilijke relatie tussen de lokale en bezettende overheid in België.

Bij afwezigheid van de Belgische regering moesten de lokale overheden zelf uitzoeken hoe ze de eigen bevolking het best konden dienen, en in hoeverre ze daarvoor moest gehoorzamen aan de bezetter.

En wanneer het opportuun was zich met hand en tand te verzetten tegen een bevel.

De Duitse militaire administratie op het stadhuis van Mechelen

Burgemeester Charles Dessain zou een jaar later, na een nieuw conflict met de bezetter, worden gearresteerd en tot het einde van de oorlog in een Duits kamp verblijven.

Dessain was de zoon van een Luikse drukker die pas halverwege de negentiende eeuw nar Mechelen was verhuisd. Hij werd in 1909 tegen de verwachtingen in burgemeester van de stad.

De overwegend Vlaamse bevolking kon dat maar matig smaken, zeker toen hij zich in 1912 onthield op de stemming voor een trapsgewijze vernederlandsing van de Gentse universiteit.

Maar de oorlog veranderde alles. Dessain werd in 1918 ingehaald als een lokale held. Een patriot die het opnam voor zijn stad en haar burgers. Mechelaar, at last.

Met dank aan het Stadsarchief Mechelen voor de illustraties
 

Meest gelezen