Triomftocht door de Westhoek van oud-strijder Adolf Hitler

Op 1 juni 1940, amper vier dagen nadat het Belgisch leger de wapens heeft neergelegd, brengt Adolf Hitler een opmerkelijk bezoek aan Vlaanderen. Doordrongen van revanchisme wil de Führer per se naar de Westhoek, de streek waar de Duitse opmars in oktober 1914 vastliep en hijzelf zijn vuurdoop kreeg.

Vier vliegtuigen brengen Hitler en zijn gevolg die zaterdagmorgen van het hoofdkwartier Felsennest in de Eifel naar Evere, waar twaalf open Mercedessen klaarstaan. Zelden zijn zo’n indrukwekkende veiligheidsmaatregelen genomen, met onder andere luchtafweer en twee vliegtuigen die constant boven het konvooi vliegen.

De oorlog aan het Westelijk front is immers nog verre van afgelopen. In de noordwestelijke hoek van ons land, in de streek van Veurne en De Panne, poogt een Britse divisie onder leiding van generaal Montgomery de oprukkende Duitse troepen zo lang mogelijk op te houden en zoveel mogelijk Tommy’s van op de stranden tussen De Panne en Duinkerke te laten evacueren en zo uit de Duitse krijgsgevangenkampen te houden.

Hitlers konvooi rijdt door Brussel, voorbij het Justitiepaleis en het stadhuis, door het zwaar toegetakelde Aalst en door het historische centrum van Gent. In Melle en Wevelgem wordt even halt gehouden en informeren generaals Hitler over de toestand op het front.

Doch de Duitse opperbevelhebber komt niet naar Vlaanderen om de beslissende operatie aan de kust, die volgens sommige auteurs de Britten de genadeslag kon toedienen, te coördineren. Nee, de dag staat volledig in het teken van de propaganda. Brandend van eerzucht wil Hitler zo snel mogelijk voet zetten in Ieper.

Kort na de middag bereikt het konvooi het West-Vlaamse stadje, dat drie dagen eerder na bescheiden weerwerk van een Britse eenheid in Duitse handen was gevallen. Op de Grote Markt laat Hitler zijn wagen even halt houden om een blik te werpen op de Belforttoren en de gedeeltelijk heropgebouwde Lakenhallen. Hij stapt uit aan de Menenpoort en gaat met zijn gevolg van om en bij de dertig man post vatten op het puin van de opgeblazen brug over de vestinggracht.

De fotosessie begint. Persfotografen stellen scherp op Hitler die onbewogen, stafkaarten in de hand, het Britse oorlogsmonument dat de namen draagt van bijna 55.000 vermiste militairen in ogenschouw neemt. Diverse leden van het zelfvoldane gezelschap, zoals dokter Theo Morell, klikken op hun Leica, als zijn ze op een toeristische uitstap.

Hitler bezoekt precies 75 jaar geleden de Westhoek. (archiefbeeld uit "Histories: Sporen van de Groote Oorlog" - 1991)

Debacle van de Eerste Wereldoorlog ongedaan maken

Iedereen in Duitsland ziet de betekenis in van Hitlers bezoek aan Ieper. Het is de stad waar Duitse troepen vier jaar lang hun tanden op stuk beten. Ook soldaat Hitler werd in deze strijd ingezet. Door zijn pantsertroepen en infanteriedivisies in een mum van tijd door België en het noorden van Frankrijk te doen walsen, heeft de wraakgierige Führer het debacle van de Eerste Wereldoorlog ongedaan gemaakt.

Niets kan dit beter illustreren dan een rondrit in de ongrijpbare stad van 14-18. De propagandamachine van de nazi’s zorgt ervoor dat de overwinningsroes afstraalt op de hele Duitse bevolking: het bioscoopjournaal en magazines brengen het bezoek uitgebreid in beeld.

De mythe van Langemark

Ook het daaropvolgende bezoek aan het Soldatenfriedhof van Langemark staat bol van symboliek. In 1933 hebben de nationaal-socialisten ongegeneerd beslag gelegd op de mythe van Langemark. Volgens deze mythe – één van de krachtigste uit de Duitse geschiedenis – vielen jonge, enthousiaste oorlogsvrijwilligers op 10 november 1914 de vijand om en nabij Langemark aan onder het zingen van het Deutschlandlied (“Deutschland, Deutschland über alles…”).

De nazi’s grepen dit beeld dankbaar aan en propageerden Langemark als hét symbool van zegedrang en opoffering. De geromantiseerde heldenmoed van de jonge vrijwilligers die voor hun vaderland wilden sterven zinderde door in alle oorlogsherinneringen die in nazi-Duitsland verschenen.

Nazigezinde auteurs en dichters stelden de doden van Langemark voor als de eerste voorvechters van het Derde Rijk. Zij legden hun dood eenduidig uit: de jongens waren voor het nieuwe (Derde) Rijk gestorven, doch hebben hun opdracht niet kunnen voleindigen. Daarom roepen de doden van 1914 de nieuwe jonge generatie op de taak die zij begonnen te voleindigen en zich voor het Rijk en de Volksgemeinschaft te offeren.

Op de begraafplaats komt Hitler dus niet rouwen. Dit bezoek dient alleen om de “geest van Langemark” onder zijn manschappen aan te wakkeren: ze moeten zich aan de vrijwilligers van 1914 spiegelen en dus bereid zijn om voor volk en vaderland te sterven. Staand voor de graven van zijn gesneuvelde kameraden legt Hitler bijgevolg geen rouwkrans. Hij heft alleen zijn rechterhand op, intussen nog steeds koppig de kaarten van nieuwe slagvelden onder zijn linkerarm vasthoudend.

Nostalgie

Op woensdag 26 juni 1940, nadat ook de Fransen de wapens hebben neergelegd, daagt Hitler opnieuw op in de Westhoek. Met drie Mercedessen en enkele motorrijders oogt het konvooi een stuk bescheidener. Alleen Hitlers gewone staf en enkele fotografen rijden mee. Moesten tijdens de eerste reis de vermaarde en symbolische plaatsen uit de Eerste Wereldoorlog bezocht worden, dan gaat het ditmaal om een nostalgische trip.

In de Westhoek en in Frans-Vlaanderen maken Hitler en twee oude frontmakkers, Max Amann en Ernst Schmidt, een tocht naar hun oorlogsverleden. De drie veteranen van het 16de Beierse Reserve-infanterieregiment zoeken naar plaatsen waar ze een kwarteeuw eerder gelegerd waren. De sfeer is gemoedelijk en ongedwongen. Terwijl de eerste reis grondig voorbereid was, kan de Führer ditmaal koers zetten waarheen hij wil. Eén enkele maal is hij zelfs het noorden kwijt. In de buurt van Mesen houdt het gezelschap halt en moet een landbouwer de weg gevraagd worden naar de Bethlehemhoeve. Een tijdje later arriveert Hitler op de plaats waar hij einde 1914 ingekwartierd was.

Ook deze trip heeft propagandawaarde. Door met twee makkers van zijn vroegere regiment op te trekken, profileert Hitler zich als oud-strijder van de Grote Oorlog. Al meteen na zijn intrede in de politiek, had hij zijn frontverleden in de verf gezet, en zelfs bijgekleurd. De nazileider ging er prat op dat hij vier jaar lang frontsoldaat was geweest. Dat hij het niet verder schopte dan soldaat eerste klasse, draaide hij handig in zijn voordeel om: als soldaat onder de soldaten had hij zijn plicht gedaan, onder trommelvuur gelegen en doodsangsten uitgestaan.

Met opzet vermeldde Hitler hoogstzelden dat hij nagenoeg heel zijn dienst als koerier fungeerde. Deze gepriviligieerde job paste niet in het plaatje van de soldaat die dag in dag uit zijn leven op het spel zette. Niets vervulde Hitler trouwens met meer trots dan het IJzeren Kruis eerste klasse dat hij enkele weken voor de wapenstilstand ontving. Deze militaire onderscheiding bezorgde hem de status van oorlogsheld. In het naoorlogse Duitsland was dit prestigieuze kleinood voor zijn politieke loopbaan van onschatbare waarde.

Berlijn, zaterdag 6 juli 1940. Hitler maakt een triomfantelijke intocht in de Duitse hoofdstad. De bevolking verwelkomt de veldheer, die in zes weken heeft klaargespeeld wat keizer Wilhelm II in vier jaar tijd niet lukte, met open armen. De nederlaag van 1918 is gewroken.

Siegfried Debaeke, is auteur van “Hitler in Vlaanderen” en “ Hitler, soldaat in de Westhoek”, uitgeverij De Klaproos.

Meest gelezen