“Grondwater was onbruikbaar omdat het te brak was"

De onderwaterzetting van de IJzervlakte, tijdens de Eerste Wereldoorlog, was niet alleen bepalend voor het verloop van de oorlog, maar had ook verstrekkende gevolgen voor de burgerbevolking. Chantal Loones en Karel Theunynck, twee inwoners van Sint-Joris, een deelgemeente van Nieuwpoort, vertellen over het wedervaren van hun voorouders. Die moesten hun boerderij in de West-Vlaamse polders noodgedwongen achterlaten.

“De laatste boeren werden op 22 oktober 1914 ’s avonds op de hoogte gebracht van de onderwaterzetting”, vertelt Chantal Loones, die de laatste jaren heel wat opzoekingswerk heeft verricht. Haar overgrootvader en diens acht kinderen verlieten hun hoeve “De Violette”. “Ze zijn in een konvooi vertrokken richting Adinkerke. Daar werden vrouwen en kinderen op de trein gezet, de mannen gingen met dieren en karren via de kustweg naar Frankrijk.” Tijdens de vlucht verbleven de oorlogsvluchtelingen vaak op boerderijen. “Ik heb verhalen gevonden dat ze onderweg veel kou hebben geleden, maar honger hebben ze naar verluidt niet gehad, want ze kregen te eten van Franse boeren.” De vluchtelingen zagen elkaar terug in Méru, in Picardië. “Kinderen werden daarna vaak in kolonies geplaatst, hoewel sommige kinderen ook bij hun ouders konden blijven.”

Vier zonen van overgrootvader Loones hebben tijdens de oorlog meegevochten aan het front, onder wie ook de grootvader van Chantal.

“Ik weet niet waar in Frankrijk mijn grootouders de oorlogsjaren hebben doorgebracht”, vertelt Karel Theunyck. “Via de stadsarchivaris van Nieuwpoort ben ik wel te weten gekomen dat twee van mijn tantes gewonde soldaten hebben verzorgd in een veldhospitaal in Adinkerke. Misschien zat mijn familie daar in de buurt, maar zeker weet ik dat niet, want mijn vader vertelde niet graag over de oorlog. Het enige wat hij wel eens vertelde is dat hij als soldaat veel heeft afgezien en dat de Duitsers kerstavond vierden en dat ze toen ophielden met schieten.”

“Twee jaar informatie verzamelen”

“Enkele jaren geleden vroeg de stad Nieuwpoort mij om een tentoonstelling te organiseren in de dorpskerk van Sint-Joris”, vertelt Chantal. “Ik had toen al een familiestamboek samengesteld, maar over de Eerste Wereldoorlog zelf wist ik eigenlijk niet veel.” Dat zou vlug veranderen. “Ik heb een gidsencursus over de Groote Oorlog gevolgd en heb daarna een gegevensbank gemaakte van al wie in Sint-Joris is gesneuveld. Twee jaar lang heb ik informatie verzameld.”

Het opzoekingswerk van Chantal heeft geleid tot een tentoonstelling in de parochiekerk van Sint-Joris. De tentoonstelling besteedt extra aandacht aan de musicus André Devaere, die in november 1914 dodelijk gewond raakte in het polderdorp.

“Na de oorlog is Sint-Joris heropgebouwd op een andere plaats, deels op de grond van mijn grootvader”, zegt Karel. “De grond voor de kerk heeft hij geschonken.”

Het opzoekingswerk van Chantal bracht ook enkele verrassingen aan het licht. “Mijn vader bleek nog een extra broer te hebben gehad die maar zes maanden heeft geleefd”, vertelt Karel. “Hoe meer je vind, hoe meer je beseft hoe weinig je eigenlijk weet.”

Herbeginnen van nul

Na de oorlog kwamen niet alle vluchtelingen terug. “Enkele broers van mijn grootvader hadden tijdens de oorlogsjaren een boerderij gekocht in Lierville (in Picardië, nvdr.)”, zegt Chantal. “Veel vluchtelingen hadden in Frankrijk hun leven proberen herop te bouwen en waren daar intussen gehuwd.” Ze schat dat maar een vierde van de oorlogsvluchtelingen is teruggekeerd.

Haar grootvader kwam wel terug naar Sint-Joris. “De meesten zijn pas teruggekeerd rond 1920”, vult Karel aan. Wat ze aantroffen op hun oude woonplaats, stelde niet veel meer voor. “Heel Sint-Joris was herleid tot puin en bommenkraters, met veel water en modder.” Met wat financiële hulp van het Koning Albertfonds, dat de woningnood moest aanpakken, kon de heropbouw beginnen. De eerste woningen waren barakken. “De heropbouw was moeilijk en het heeft jaren geduurd”, legt Chantal uit.

Maar de boeren van Sint-Joris kregen ook te maken met de gevolgen van de onderwaterzetting. Door de sluizen in Nieuwpoort bij vloed open te zetten was de hele streek bevloeid geraakt met zeewater. “Ik ben opgegroeid in de jaren 60, en wij hebben nooit grondwater kunnen gebruiken omdat het water brak was”, zegt Chantal. Dat had ook gevolgen voor de gewassen die de boeren konden telen. “Fruitbomen konden bij ons niet groeien. We moesten het zien te doen met suikerbieten, graan, gras of vlas.”

Desondanks kon haar familie rechtkrabbelen na jaren van oorlogsleed. “Dank zij nieuwe bemestingstechnieken verbeterde de kwaliteit van onze grond, en dat ging sneller was verwacht.” Maar de fruitbomen waren definitief verleden tijd. “Mijn familie heeft het jarenlang telkens opnieuw geprobeerd, maar na enkele jaren gingen onze bomen dood.”

Meest gelezen