“Wij zijn niet het Lourdes van de WOI-herdenking”

Ieper is zowat het centrum van de herdenking van 100 jaar Groote Oorlog. Dat betekent heel wat extra toeristen. Een goede zaak voor de lokale middenstand, die daar ook een graantje van meepikt. Maar volgens schepen voor Toerisme Jef Verschoore (CD&V) blijft dat binnen de perken. Een verslag van een dagje “oorlogstoerisme”.

Ieper met haar Lakenhalle, het museum In Flanders Fields en de Menenpoort met de dagelijkse Last Post-ceremonie. Nu de honderdste verjaardag van het begin van de Tweede Wereldoorlog wordt herdacht, zakken meer toeristen af naar het stadje in de Westhoek. Uit cijfers van de toeristen blijkt dat er in de eerste 9 maanden van dit jaar 372.463 toeristen een bezoek brachten aan het museum In Flanders Fields, tegenover 294.579 in heel 2013. In september werden 12,7 procent meer overnachtingen geteld dan in september vorig jaar.

“Wij hebben dit jaar niets extra gedaan om onze stad te promoten”, zegt schepen Verschoore. “Wij organiseren al herdenkingsbijeenkomsten sinds 1920 en zijn daardoor op dat vlak al wereldberoemd, vooral in landen zoals Groot-Brittannië, Ierland, Canada, Australië, Nieuw-Zeeland, en zelfs in de Verenigde Staten.” Toch is het aantal bezoekers dit jaar toegenomen. “De grootste toename zien we bij toeristen uit eigen land. Dat heeft te maken met de heropening van ons museum, een tv-reeks zoals “In Vlaamse Velden” en de aandacht in de media voor de herdenkingsplechtigheden. Opvallend is dat we ook el meer vragen van scholen krijgen.”

Al die extra toeristen hebben ook honger en dorst, en moeten ook ergens te slapen worden gelegd. “De middenstand pikt hier uiteraard ook en graantje mee, ook de horeca”, weet Jef Verschoore. “Het is trouwens druk in heel de regio, tot in het noorden van Frankrijk. U kan het zelf vaststellen: de terrasjes op onze Grote Markt zitten vol.”

Dat de lokale middenstand zijn oog op al die toeristen heeft laten vallen, blijkt overduidelijk. Reclame en mededelingen in het Engels, potentiële klanten die in het Engels worden aangesproken en uiteraard en speciaal WOI-aanbod. “Er is niet verkeerds aan de verkoop van chocolade, een echt Belgisch topproduct”, zegt de schepen. Desondanks geeft hij toe een probleem te hebben met sommige artikels die te koop worden aangeboden. “Het blijft binnen de perken, maar de handel is vrij.”

“Het wordt opgeblazen”

“Wij zeggen niets tegen de pers”, zegt de eigenares van een chocoladewinkel op de Grote Markt. “We hebben al zoveel antireclame gekregen.” Een foto van het aangepast winkelaanbod is al helemaal uit den boze. “Ze schrijven veel over het oorlogstoerisme, maar het wordt opgeblazen (sic)”, klinkt het bij een andere winkelier.

In een andere zaak in de Menenstraat zijn ze iets welwillender. “De zon moet schijnen voor iedereen”, zegt de winkelier, die toegeeft dat de verkoop bij hem inderdaad in de lift zit. “We hopen dat we na 2018 op hetzelfde niveau vallen als vóór 2014.” De man toont graag wat hij zijn klanten allemaal te bieden heeft. Klaprozen in chocolade, Britse legerhelmen in chocolade, speciale remembrance-bieren, “poppies gin”, “poppy jenever”, gelegenheidswijn uit de streek tot een speciale paté. “Als een iemand zegt een probleem te hebben met chocolade poppies en honderden anderen zien daar geen graten in, dan houd ik met die ene geen rekening”, luidt het motto van de winkelier.

“In Flanders Fields the poppies blow”: als het gedicht van de Canadese dichter John McRae erop staat, blijkt het artikel te verkopen als zoete broodjes.

“Souvenirs “made in China” hoeven niet”

In een boekhandel vlak bij de Menenpoort appelleren ze aan de toeristische meerwaardezoeker. Romans, oorlogspoëzie, historische boeken en oorlogsmemorabilia voeren hier de hoofdtoon. “Ik heb het niet zo voor die souvenirs “made in China””, zegt winkelier André de Bruin, een historicus van Zuid-Afrikaanse origine die elf jaar geleden neerstreek in Ieper.

“Ik heb het liefst dat mensen iets bijleren in plaats van souvenirs te kopen”, zegt hij. Voor die meerwaardezoekers organiseert hij ook zogenoemde “battlefield tours”. “Er is veel belangstelling van Engelsen, maar ook van Australiërs en Nieuw-Zeelanders.”

Mocht de oorlogstoerist desondanks toch nog een of ander kleinood ter herinnering willen: geen nood, want in de boekenwinkel zijn ook wel T-shirts of speciale mokken te koop.

Vredesboodschap primeert

“We moeten het niet overdrijven”, geeft schepen Jef Verschooren mee. “Wij zijn niet het Lourdes van de herdenking aan de Eerste Wereldoorlog. Het aanschijn van onze stad is niet veranderd. De herdenkingen hier zijn sereen en respectvol, en we proberen telkens toch onze vredesboodschap mee te geven.”

In Ieper weten ze waarover ze spreken als het over oorlog gat. De stad lag in 1918 helemaal in puin na vier jaar in de vuurlinie. “Niet alleen de soldaten, maar ook de burgers en de steden zijn de grootste slachtoffers van de oorlog”, zegt de schepen. “We worden er stil van”: deze boodschap in het bezoekersregister op het “Ramparts Cemetary” aan de Rijselsepoort vat het mooi samen.

Ook de Last Post-ceremonie aan de Menenpoort is indrukwekkend. Elke avond weer zijn er honderden aanwezigen die de honderdduizenden slachtoffers van de Groote Oorlog komen herdenken en eren. Al die aanwezigen lokken ook anderen. “Al zes jaar sta ik hier, zes avonden per week”, zegt een standhouder in de Menenstraat. Etsen met oorlogstaferelen verkoopt hij, “directly from the artist”. De man spreekt Engels, want eigenlijk komt hij uit Londen. “Maar ik ga nooit meer terug”, zegt hij. “Ten eerste omdat ik hier niet weg wel, ten tweede omdat het dagelijkse leven in Londen onbetaalbaar is geworden.”

Meest gelezen