Fransen en Britten helpen Belgen ontsnappen

Op 7 oktober 1914 krijgt de Franse admiraal Pierre-Alexis Ronarc’h de opdracht om de Belgen ter hulp te snellen bij de verdediging van de vesting Antwerpen met zijn brigade marinefuseliers. De brigade is begin augustus opgericht om de ordehandhaving in Parijs te versterken. De 6.585 man sterke brigade bestaat voor één vierde uit ervaren marinefuseliers, aangevuld met jonge, hoofdzakelijk Bretoense vissers en zeelui zonder militaire ervaring. De rode pompon op hun hoofddeksel maakt de “fuseliers-marins” zeer herkenbaar.

De Belgen hebben al begin oktober de intentie om Antwerpen op te geven, maar het is de jonge Winston Churchill, dan hoofd van de Britse Admiraliteit, die aandringt om Antwerpen uit Duitse handen te houden. Hij zegt bijstand toe met een 54.000 man sterk expeditieleger voor de ontzetting van Antwerpen en prompt worden de Britse 7e Infanteriedivisie en 3e Cavaleriedivisie, alsook de Brigade Marinefuseliers naar Vlaanderen overgebracht.

Fransen en Britten komen te laat

Wanneer op 8 oktober in de avond de Brigade Franse Marinefuseliers en delen van de Britse 7e Divisie per trein te Gent aankomen, vernemen ze dat het Belgische leger ondertussen Antwerpen onder Duitse druk heeft opgegeven en dat de Duitsers de Schelde zijn overgestoken nabij Schellebelle en oprukken naar Lokeren, zodat de spoorverbinding met Antwerpen verbroken is.

De Franse en Britse troepen worden daarom in een boog ten oosten van Gent op de lijn Gontrode – Melle opgesteld, om de verdere aftocht van het Belgisch leger naar de IJzervlakte veilig te stellen. Samen met Belgische eenheden moeten ze gedurende 48 uren stand houden tegen de Duitsers. Bij Melle komt het op 9 oktober tot een eerste treffen en sneuvelen de eerste Franse marinefuseliers. Ook de nacht daarop gaan de gevechten door, tot de geallieerde troepen op 11 oktober moeten wijken voor de 40.000 man sterke Duitse overmacht. Negen marinefuseliers vinden de dood tijdens de gevechten en liggen begraven op het kerkhof te Melle bij Gent.

De Belgen kunnen ontsnappen

Het Belgische Leger heeft zich ondertussen teruggetrokken ten westen van het kanaal Gent-Terneuzen en bereidt er zijn aftocht naar de IJzervlakte voor. Van Wondelgem nabij Gent tot Zelzate bivakkeren de troepen er in open lucht en op 10 oktober worden de vijf infanteriedivisies per spoor geëvacueerd vanuit Drongen, Hansbeke, Aalter, Assenede en Zelzate, waarbij per divisie acht tot vijftien treinen nodig zijn. De vervoerskorpsen en de cavalerie trekken zich ondertussen terug over de gewone wegen. Deze operatie kan zonder enig verlies aan manschappen uitgevoerd worden, dank zij het feit dat de Duitsers twee dagen tegengehouden worden te Melle en Gontrode.

Na hun vuurdoop te Melle verlaten de marinefuseliers in de avond van 11 oktober hun stellingen. Na een nachtelijke mars via Drongen, Hansbeke en Bellem komen ze in de vroege morgen aan in Aalter, om na een korte rust in versnelde pas verder te marcheren naar Tielt, waar ze op 12 oktober om 5 uur in de namiddag geheel uitgeput aankomen.

Sinds hun vertrek uit Melle krijgen ze eindelijk tijd om wat uit te rusten na het inkwartieren in burgerhuizen en in een school in aanbouw. Ze worden daarbij op korte afstand gevolgd door de Britse troepen. Belgische cavalerie- en artillerietroepen beschermen deze geallieerde aftocht. De nacht van 12 op 13 oktober komen daardoor ongeveer 54.000 militairen samen in Tielt, die daar allen moeten opgevangen, gevoed en te slapen gelegd worden.

Naar Diksmuide

De volgende morgen vertrekken de marinefuseliers om zeven uur richting Torhout en komen er om drie uur in de namiddag aan. Laat op de avond krijgt Admiraal Ronarc’h er de opdracht nabij het Bos van Wijnendale een zes kilometer lange verdedigingslijn uit te bouwen die in het noorden aansluit op de ondertussen inderhaast opgerichte Belgische linies. De Engelsen trekken ondertussen via Roeselare naar het Ieperse.

Een eerste Duitse aanval wordt verwacht in de morgen van 15 oktober, maar kort voor middernacht op 14 oktober komt het tegenbevel dat de brigade moet verder trekken naar Diksmuide, om er de stad gedurende vier dagen te verdedigen. De marinefuseliers trekken zich in de nacht van 14 op 15 oktober al vechtend en onder een gutsende regen terug via Werken en Esen, om uiteindelijk in Diksmuide aan te komen. Ze nemen er onmiddellijk verdedigende stellingen in rondom de stad, die zij gedurende vier weken tot 10 november 1914 koste wat kost zullen blijven verdedigen tegen een vijand die zes keer superieur is en over zware artillerie beschikt.

©2014 brilk
©2014 brilk

Jan De Vos is een van de drijvende krachten achter het herdenkingsproject rond de Franse marinefuseliers en de Britse 7e Divisie. Meer informatie vindt u hier.

Het verdere verloop - de strijd om Diksmuide,- wordt beschreven in  : 

De Slag om Diksmuide: toneel van verbeten gevechten 

 

Meest gelezen